Turkse roodolie
Voor het fabriceren van gesulfoneerde olie heeft men in de eerste plaats een met lood bekleed reservoir nodig met een roerapparaat en koelbuizen. Verder moet aan de bodem een kraan aangebracht zijn om de vloeistoffen af te kunnen tappen. Door de koelbuizen laat men, indien nodig, koud water stroomen. in de zomer moet men eventueel een ijsmachine aansluiten.
Een tweede tank dient voor het bewaren van de afgewerkte zuren. Het gebruikte zwavelzuur kan of in mandflessen bewaard worden of het wordt in een eveneens met lood beklede tank afgetapt.
Men doet nu ricinusolie in de tank, tot ongeveer een derde deel van de inhoud. In een zeer dunne straal giet men nu 20 % van het gewicht aan ricinusolie zwavelzuur van 98 % in de olie. Men moet zeer sterk roeren en door koelen moet men er voor zorgen, dat de temperatuur niet boven 38℃ komt. Nadat al het zuur toegevoegd is laat men het roerwerk nog een half uur lopen. Hierna blijft het mengsel 24 uur rustig staan.
De volgende dag voegt men nu eenzelfde volume water bij de olie, roert goed door en laat het mengsel weer 24 uur staan. In deze tijd scheidt de vloeistof zich nu in twee lagen, de onderste bevat de overmaat zuur, de bovenste laag is de olie. De zuuroplossing tapt men nu af en wast de olie een keer met 15 tot 20-pcts zoutoplossing. De olie wordt tenslotte met ammoniak of met natronloog van 24° Bé zover geneutraliseerd tot de olie geheel helder is.
Petroleum en gerelateerde producten
Sedert 1859 hoort petroleum tot de voornaamste delfstoffen. Terwijl de ruwe petroleum in het begin alleen op lampen petroleum verwerkt werd, levert ze ons tegenwoordig een steeds groter wordende rij van producten, die we niet meer kunnen missen.
Omtrent de oorsprong van aardolie weten we nog niets zeker, waarschijnlijk dankt ze haar ontstaan aan vet- en wasachtige producten uit het plantenrijk, die onder hogen druk en bij hogere temperatuur langzaam in de loop der duizenden eeuwen in koolwaterstoffen omgezet werden. Naast de aardolie vindt men ook poreuze leigesteenten, die met olie gedrenkt zijn,verder asfalt en hier en daar kleine hoeveelheden aardwas.
De ruwe petroleum wordt gedestilleerd, waarbij gewoonlijk eerst gassen afgegeven worden, hierop volgen lichte en zware soorten benzine, tenslotte lampenpetroleum; de laatste hoeveelheden destilleren pas bij zeer hoge temperaturen, waarbij ze gedeeltelijk ontleed worden. Uit deze hoog kokende bestanddelen wordt nu de smeerolie verkregen, waartoe eerst bepaalde verontreinigingen verwijderd moeten worden. Voor het raffineren beschikt men over enkele methoden. De fraaiste methode is die van Edleanu, waarbij men met behulp van vloeibaar zwaveligzuur de onverzadigde koolwaterstoffen, die later het verteren van de smeerolie verorzaken, verwijdert.
De gezuiverde olie wordt dan in vacuüm en met oververhitte stoom gedestilleerd.
De niet destilleerbare resten worden als goudron of petroleumasfalt weer op andere wijzen verder verwerkt. Door de hoger kokende bestanddelen door hete buizen te leiden, worden de groote moleculen in kleinere ontleed, gekraakt, en men verkrijgt lager kokende koolwaterstoffen. Volgens deze methode kan men dus uit smeerolie benzine maken. Hiernaast is het weer mogelijk uit laag kokende onverzadigde koolwaterstoffen door ze met bepaalde stoffen te verhitten, weer hoog kokende verzadigde koolwaterstoffen te maken. Volgens deze methode kan men, daar de onverzadigde koolwaterstoffen uit cokes of steenkool gemaakt kunnen worden, uit steenkool ook smeerolie te maken.
Verder is het in de laatste jaren ook gelukt uit steenkool door reductie met waterstof producten te maken, die op smeerolie en op benzine verwerkt kunnen worden. Deze half-synthetische smeerolie heeft bijzonder goede eigenschappen en is voor vele doeleinden uitstekend bruikbaar.
Aangezien de mogelijkheid niet uitgesloten is, dat de hoeveelheid petroleum, die we jaarlijks kunnen winnen, kleiner wordt dan de hoeveelheid die we nodig hebben, is het winnen van benzine en smeerolie uit steenkool van het grootste belang. Hiernaast kunnen uit turf en bruinkool ook grote hoeveelheden vluchtige koolwaterstoffen en paraffine verkregen worden. De moderne chemische industrie is dus in staat uit de grondstoffen, welke ter beschikking staan, die producten te maken, welke de mensheid noodig heeft.
De gassen, die uit vele petroleumbronnen ontwijken, bevatten koolwaterstoffen, welke met behulp van chloor in andere stoffen, in hogere alcoholen omgezet kunnen worden. Deze alcoholen worden als oplosmiddel voor lakken, vooral nadat men ze met zuren versterkt heeft, in grote hoeveelheden gebruikt. Zo groeit uit de eerst eenvoudige destillatie van ruwe petroleum een chemische industrie, waarvan de toekomstige ontwikkeling nog niet te overzien is.
Terwijl dus verreweg het grootste gedeelte van de gebruikte smeermiddelen door de minerale olie, dus door petroleumproducten, gedekt wordt, heeft men voor een groot aantal speciale producten toch nog plantaardige en dierlijke oliesoorten nodig.
De plantaardige en dierlijke oliën, die dus uit esters van glycerine en vetzuur bestaan, kunnen na een bepaalde voorbehandeling, met gewone smeerolie gemengd worden. Vooral voor olie die hoge temperaturen moet kunnen verdragen, als cilinderolie, mengt men, compoundeert men de beide oliesoorten.
Een groot gebied is de fabricatie van de consistentvetten, die in het algemeen uit een oplossing van zeep in minerale olie bestaan. Men verzeept de vette olie met loog of met kalk, afhankelijk van het smeltpunt, dat men van het vet verlangt, in tegenwoordigheid van een deel der minerale olie en verdunt dan de verkregen geconcentreerde zeepoplossing met de rest van de olie. Bij het afkoelen gelatineert de oplossing, waarbij men zich voor moet stellen, dat de zeep zich in den vorm van een sponsachtig geraamte onoplosbaar afscheidt en de olie in zijn poriën vasthoudt. Hierdoor is het consistentvet aan de enen kant voldoende vast om ook bij hoge temperaturen niet vloeibaar weg te lopen en aan de andere kant laat de sponsachtige structuur het toe de ingesloten olie langzaam en regelmatig af te geven.
Ook vaseline heeft een soortgelijke structuur. Hier bestaat het geraamte uit vaste paraffine en de poriën zijn met vloeibare olie gevuld.
Terwijl men vroeger, voor de aardolie bekend was, geheel met vette olie moest smeren, wordt zuivere vette olie tegenwoordig alleen nog in bepaalde gevallen toegepast, bijvoorbeeld klauwenolie voor fijne werktuigen en ricinusolie voor vliegtuigmotoren.
Een zeer eigenaardig smeermiddel is het grafiet, dat door zijn vlokachtige structuur in staat is ook de kleinste oneffenheden van een metaaloppervlak op te vullen. Op dit absoluut gladde oppervlak is dan de kleinste hoeveelheid olie voldoende, om het contact tussen de beide bewegende deelen te verhinderen. Dit is dus de verklaring voor de goede smerende eigenschappen van olie met grafiet gemengd.
Bij het draaien, frezen en boren wordt gewoonlijk verlangd, dat het smeermiddel tegelijkertijd het werkstuk afkoelt. Hiervoor emulgeert men de olie met water, daar water door de grote soortelijke warmte sterk afkoelt. Als emulgator kan men zeep, Turksch-roodolie of een van de moderne emulgatoren nemen, die echter gewoonlijk te duur zijn. Het is voldoende wanneer de emulsie lang genoeg stabiel blijft. Verder moet men er voor zorgen, dat de boorolie geen vluchtige bestanddelen bevat, die uit het vat verdampen en waardoor de olie dan bij het gebruik moeilijk met water emulgeert.