Congocopal | 50 | dl | |
Lijnolie | 30 | dl | |
Cobaltsiccatief | 3 | dl | |
Lakbenzine | 20 | dl | |
Dekaline | 15 | dl |
De gesmolten Congocopal wordt bij 300° C met de lijnolie gemengd en het mengsel wordt zolang op deze temperatuur gehouden, tot men het met benzine kan verdunnen. Hierna voegt men de siccatief toe en verdunt bij 140° C.
Bresinhars | 45 | dl | |
Houtolie | 70 | dl | |
Menhadentraan of | |||
Sardinentraan | 200 | dl | |
Loodglit | 8 | dl | |
Mangaanresinaat | 1 | dl | |
Oplosmiddel | 300 | dl |
Het bresinhars wordt in de houtolie opgelost en in 20 tot 30 minuten op 300° C verhit; men houdt de massa 3 tot 5 minuten op deze temperatuur, zo lang tot de massa geheel helder blijft.
Nu neemt men de ketel van het vuur weg en voegt 180 dl traan toe. Dan zet men de ketel weer op het vuur en verhit weer in ongeveer 20 minuten tot 300° C. Men houdt de massa ongeveer 35 minuten op 300° C. Hierna voegt men de rest van de traan koud toe, waardoor de temperatuur op 290° C komt en voegt dan het loodglit toe, dat men tevoren met 4 dl traan fijn gemalen heeft. Bij 270° C voegt men het mangaanresinaat toe en laat verder afkoelen. Bij 140° tot 160° C wordt verdund.
Bresinhars | 36 | dl | |
Congocopalstof | 9 | dl | |
Houtolie | 35 | dl | |
Oplosmiddel | 75 | dl |
Het bresinhars en het copalstof worden samen eerst een uur op 315° C verhit en dan 15 minuten op 350° C. Zodra de massa niet meer schuimt, laat men afkoelen en voegt bij 260° C de te voren op 230° C verwarmde houtoJie toe. Het mengsel verhit men dan weer zo lang op 300° C tot men draden van 30 cm kan trekken. Men laat dan afkoelen, verdunt bij; 150° C en voegt de benodigde hoeveelheid siccatief toe.
Nitrocellulose 5 sec | 1 | dl | |
Bresin-hars | 9 | dl | |
Dibutylftalaat | 1 | dl |
Men neemt nitrocellulose, die in alcohol oplosbaar is en lost deze in een mengsel van 70 dl spiritus en 30 dl toluol op. Dan voegt men het hars en den plastificator bij deze oplossing en verdunt met spiritus tot de gewenste concentratie.
Deze spirituslak lijkt veel op schellak, maar wordt door water en door benzine minder aangetast.
Bresinhars | 60 | dl | |
Zinkoxyde | 1 | ,8 | dl |
Schellak | 40 | dl |
Het bresinhars wordt op 235° C verhit, bij deze temperatuur voegt men langzamerhand het zinkoxyde toe en verhit dan voorzichtig tot 315° C. Hierna laat men tot 205° C afkoelen en voegt de schellak toe.
Het verkregen hars wordt net als schellak in spiritus opgelost.
Nitrocellulose 0,5 sec | 10 | dl | |
Bresinhars | 10 | dl | |
Dibutylftalaat | 4 | dl | |
Spiritus | 7 | dl | |
Butylalcohol | 3 | dl | |
Butylacetaat | 15 | dl | |
Toluol | 51 | dl |
Alkasit | 1 | dl | |
Heet water | 24 | dl | |
Vette kalkbrij | 50 | dl |
Het alkasit wordt met het kokende water overgoten en hierna laat men het mengsel een nacht staan. De kalkbrij wordt met deze oplossing gemengd.
Hiernaast wordt de droge verf eerst met een op dezelfde wijze bereide alkasitoplossing 1: 25 aangeroerd en dan met de kalk gemengd. Indien de verf te dik is, wordt ze met een alkasitoplossing 1 : 50 verdund.
Deze met methylcellulose verdikte kalkverf is gemakkelijker te verwerken daar ze consistenter is, dekt beter en kan op natte muren ook op warme dagen aan gebracht worden.
Methylcellulose | 1 | dl | |
Heet water | 24 | dl | |
Krijtwit tot de juiste dikte |
De methylcellulose wordt met het kokende water overgoten; tot de volgende dag laten staan. De lijmoplossing mengt men dan met zoveel krijtwit, tot de plamuur de gewenste consistentie heeft.
Een emulsieplamuur verkrijgt men door aan de methylcelluloselijm 5 tot 30 % gekookte lijnolie toe te voegen en dan met de vulstof te vermengen.
De droge plamuurlagen, die vooral na het schuren iets poreus zijn, kunnen met de celluloselijmoplossing 1:30 bestreken worden en zijn dan geheel dicht, zodat ze onmiddellijk overgelakt kunnen worden.
Duropheen 195 V | 55 | dl | |
Butylalcohol | 3 | dl | |
Solvent nafta | 2 | dl | |
Lakbenzine | 20 | dl |
Deze lak droogt al bij gewone temperatuur aan de lucht. De gelakte voorwerpen kunnen dus eerst gewoon gedroogd en later gemoffeld worden. Moffelen kan men bij temperaturen van 120° tot 200° C, het beste een uur bij 160° C.
Duropheen 263 U | 71 | dl | |
Spiritus | 29 | dl | |
Zoutzuur | 2 | ,5 | dl |
Spiritus | 2 | ,5 | dl |
Ethyllactaat | 2 | dl |
Het duropheen wordt met de helft van de spiritus gemengd. Het zoutzuur verdunt men eerst 1 : 1 met de spiritus, mengt het dan met de rest van de spiritus en voegt deze zure spiritus dan bij de harsoplossing. De lak is in 2 uur stofdroog en na ongeveer 5 uur hard. Het door en door hard worden duurt een paar dagen.
De droge laklaag kan juist als een nitrolak gepolijst worden.
De lak kan voor meubelen, zitbanken, echter ook op papier, steen en cement gebruikt worden.
Duraftal 226 E | 100 | dl | |
Solvent nafta | 100 | dl | |
Pigment | 60 | dl |
Het kunsthars wordt in het oplosmiddel opgelost en met het pigment fijn gemalen. Tenslotte wordt met solvent nafta verdund tot de lak voor de gebruikte verfspuit de gewenste vloeibaarheid bezit. De lakverf wordt bij 140° C 2 uur, bij 160° C gedurende 1 uur gemoffeld.
Deze synthetische lak is een tussenvorm tussen zuivere fenolmoffellakken en alkydharsen, de lak is tegen vele chemicaliën bestand en is toch elastisch.
Het gebruikte pigment moet de hoge temperaturen kunnen verdragen.
Duropheen 241 V | 180 | dl | |
Toluol | 180 | dl | |
IJzeroxyde-pigment | 150 | dl |
Het duropheen wordt koud in de toluol opgelost, met het pigment gemengd en in een gesloten verfmolen fijn gemalen.
De lak wordt in twee lagen opgebracht, de eerste laag wordt een half uur bij 170° C gemoffeld en de tweede laag drie kwartier bij 170° C.
De gemoffelde laklaag biedt gedurende twee jaar aan de inwerking van benzol en benzine voldoende weerstand.
Plamuurlak: | |||
Albertol 111L | 100 | dl | |
Lakbenzine | 150 | dl | |
Alftalaat 146 B/N | 200 | dl | |
Xylol | 100 | dl | |
Pine-oil | 50 | dl | |
Siccatief | 20 | dl |
Het albertol wordt in de benzine en het alftalaar in de xylol opgelost, de beide oplossingen worden gemengd, waarna men de laatste twee bestanddelen toevoegt.
De plamuur bestaat nu uit: | |||
Plamuurlak | 90 | dl | |
Zinkwit | 50 | dl | |
Krijtwit | 100 | dl | |
Filling up (leisteenpoeder) | 120 | dl | |
IJzeroxyderood | 20 | dl | |
Xylol | 5 | dl | |
Lakbenzine | 10 | dl | |
Terpentijnolie | 10 | dl |
De juiste verhouding van lak, oplosmiddel en pigmenten moet in de praktijk bepaald worden.
Albertol 137 M | 100 | dl | |
Spiritus | 120 | dl | |
Butylalcohol | 10 | dl | |
Ricinusolie | 5 | dl |
a. Alftalaatoplossing: | |||
Alftalaat 246 B/N | 100 | dl | |
Alftalaat 246 B/H | 200 | dl | |
Xylol | 100 | dl | |
Terpentijnolie | 100 | dl | |
Lakbenzine | 100 | dl | |
b. Albertollak: | |||
Albertol 201 C | 200 | dl | |
Standolie | 100 | dl | |
Lakbenzine | 150 | dl |
Het albertol en de standolie samen op 240° C verhitten tot de smelt ook koud geheel in benzine oplost.
De witte lakverf bestaat nu uit: | |||
Alftalaatoplossing a | 100 | dl | |
Albertollak b | 50 | dl | |
Zinkwit | 70 | dl | |
Titaanwit | 30 | dl |
Met terpentijnolie of een mengsel van 20 dl xylol en 80 dL benzine verdunnen. Indien deze lakverf gemoffeld wordt, voegt men aan de albertollak 0,5-1 % siccatief toe, indien de lak aan de lucht moet drogen, moet men 3-5 % siccatief toevoegen.
Colophonium | 100 | dl | |
Cobaltacetaat | 8 | dl | |
Marmerkalkhydraat | 2 | dl |
Het colophonium wordt gesmolten en op 180° C verhit. Dan voegt men voorzichtig en langzaam het cobaltacetaat toe. Onder goed roeren verhoogt men de temperatuur tot 225° C en houdt de massa zo lang op deze temperatuur, tot de reuk naar azijnzuur verdwenen is en de smelt geheel helder geworden is. Nu voegt men de kalk toe en verhit weer tot alles opgelost is. De massa kan onverdund uitgegoten worden, kan ook na afkoelen op 130° C met lakbenzine verdund worden.
Alftalaat 246 B/N | 80 | dl | |
Xylol | 32 | dl | |
Lakbenzine | 48 | dl | |
Titaanwit | 80 | dl | |
Zinkwit | 20 | dl | |
Speciaal-siccatief | 1 | dl | |
Lakbenzine | 20 | dl |
Het alftalaat wordt eerst in het xylol en de eerste portie benzine opgelost. Deze oplossing wordt met de pigmenten fijn gemalen en dan met de rest van de benzine verdund. Tenslotte voegt men de siccatief toe. De lak wordt bij 80° C gemoffeld.
Colophonium | 100 | dl | |
Mangaanoxydulehydraat | 10 | dl |
Het colophonium wordt gesmolten. Bij 150° C begint men met het toevoegen van het mangaanoxydulehydraat, waarbij men de temperatuur langzamerhand tot 220° C verhoogt. Men mag de volgende portie van het hydraat niet toevoegen voor de vorige portie geheel uitgewerkt is en het schuim verdwenen is. Tenslotte houdt men de massa nog zo lang op 220° C, tot het mangaan geheel opgelost is.
Mangaanchloruur | 100 | dl | |
Water | 400 | dl | |
Natronloog 25° Bé | 180 | dl |
De mangaanchloruuroplossing wordt op 80° C verhit en onder goed roeren voegt men de nu ook op 80° C verwarmde loog toe. Tenslotte wordt de oplossing even doorgekookt. De oplossing moet zwak zuur blijven, dus een overmaat aan mangaanzout bevatten.
Indien dit niet meer het geval is, moet nog iets mangaanoplossing toegevoegd worden. Het neerslag wordt nu afgefiltreerd, gewassen en gedroogd.
Colophonium | 250 | dl | |
loodglit | 30 | dl | |
Loodmenie | 15 | dl | |
Harsolie | 20 | dl |
Het colophonium wordt gesmolten, de loodoxyden worden langzamerhand onder roeren toegevoegd en de temperatuur wordt hierbij op 240° C gebracht. Een druppel op een stuk koud glas moet geheel helder zijn. Men laat dan afkoelen en voegt bij 150° C de harsolie toe.
Albertol | 20 | dl | |
Colophonium | 60 | dl | |
Linoxyn | 320 | dl |
Albertol 111 L | 100 | dl | |
Houtolie | 100 | dl | |
Lijnoliestandolie | 100 | dl | |
Laklijnolie | 100 | dl | |
Oplosmiddel | 200 | dl | |
Siccatief (Pb-Mn) | 15 | dl |
De oliën worden gemengd en zolang op 260° C gehouden, tot de gewenste viscositeit bereikt is. Men laat dan tot 150° C afkoelen, lost bij deze temperatuur het albertol in het oliemengsel op, hierna worden de siccatief en het oplosmiddel toegevoegd.
De pigmenten worden met deze lak gemalen en door mengen op de juiste kleur gebracht.
Albertol 111 L | 100 | dl | |
Lijnoliestandolie | 130 | dl | |
Houtoliestandolie | 70 | dl | |
Lood-cobalt-siccatief | 10 | dl | |
Lakbenzine | 80 | dl | |
Terpentijnolie | 40 | dl |
De beide soorten standolie worden gemengd en op 150° C verwarmd, in de warme olie wordt dan het albertol opgelost. Hierna wordt verdund en de siccatief toegevoegd.
Voorkom ongelukken!
Gevaarlijk vergiftige stoffen worden bij het recept aangegeven. Men mag echter nooit vergeten dat alle chemicaliën relatief gevaarlijk zijn. Na het werken met chemicaliën moet men dus in ieder geval de handen wasschen, gedurende het werk mag men met de handen niet aan de oogen komen. Bij het werken met brandbare vloeistoffen mag volstrekt geen vuur in het vertrek aanwezig zijn.
Aanvulling door vindikhier.nl
Beslist lezen!
Op deze website geven wij de oorspronkelijke tekst weer van het boek 'mengen en roeren, verschenen in 1936. Lees vooral de inleiding met onderwerpen als verwarmen (boven waterbad, ofwel au bain-marie) en andere veiligheidszaken. Gebruik beschermende kleding, handschoenen en veiligheidsbril bij het werken met gevaarlijke stoffen.
Sommige recepten of in recepten vermelde stoffen zijn wellicht in onbruik geraakt, niet meer verkrijgbaar, niet meer toegestaan of zelfs ronduit gevaarlijk.
Denk daarbij aan bijvoorbeeld asbest. Maar ook aan gevaarlijke stoffen als arsenicum en strychnine. Ga dus geen recepten namaken zonder kennis van zaken of met gevaarlijke of verboden stoffen. Met andere woorden:
'Enjoy Life' |
disclaimer | mixandstir.com | w3schools | GFDL | GoodFon.com | pixabay | pexels |pinterest | pxhere.com | unsplash.com copyright © 2013 - vindikhier.nl - all rights reserved under construction |