techniek en Dhz
mengen en roeren
Wees voorzichtig met chemische stoffen. Lees!

Plastische stoffen, rubber en was

rubber laarzen

Over rubber doek, -banden, -riemen, gummipakking en meer...

(bron: mengen & roeren uit de jaren 30)
Voor het vervaardigen van de meeste rubberartikelen zijn gecompliceerde, zware en dure machines noodig. De hieronder aangegeven recepten dienen hoofdzakelijk ter oriëntatie en zijn gewoonlijk met beperkte hulpmiddelen niet uit te voeren.

Plastische stoffen zijn stoffen, die onder invloed van gewoonlijk warmte en druk gemakkelijk van vorm veranderen; ze kunnen dus in bepaalde vormen geperst worden. Bij enkele typen gaat dit persen in de warmte gepaard met een onsmeltbaar worden van de massa; eenmaal in een bepaalde vorm geperst kan men ze dus niet meer opnieuw verwerken; hiertoe horen de kunstharsmassa's. Hiernaast kunnen de massa's die cellulose-esters of ethers als bindmiddel hebben, meer dan eens geperst worden; dit betekent dus dat men hier het afval weer verwerken kan.

Een bepaald rubberproduct kan op vele wijzen gemaakt worden. Men kan de soort van het gebruikte caoutchouc wijzigen, men kan verschillende pigmenten en vooral men kan verschillende vulcanisatieversnellers en andere toevoegingen gebruiken. In de eerste tijd mengde men eenvoudig de ongevulcaniseerde rubber met vulstoffen, pigment en zwavel en verhitte het mengsel tot vrij hoge temperaturen tot het voldoende gevulcaniseerd was. Het bleek dat dergelijke rubberartikelen spoedig door het ouder worden bedierven; de rubber oxydeerde tot harde niet elastische massa's. De chemische industrie heeft nu enkele stoffen gevonden die dit verouderen door oxydatie vertragen. Hiernaast heeft men vulstoffen gevonden, die de eigenschappen van de gevulcaniseerde rubber aanmerkelijk verbeteren. Men denke slechts aan de buitengewoon langzame slijtage van onze moderne autobanden, die met bepaalde soorten zwartsel en met zinkwit gevuld worden. Bovendien vond men dat door het verhitten op vrij hoge temperaturen bij het vulcaniseren de eigenschappen niet beter werden. Hier vond men stoffen, die het vulcaniseren bij veel lagere temperaturen en met minder zwavel doen plaats vinden. Deze vulcanisatieversnellers verdeelt men in enkele typen, de langzame-, de vlugge- en de ultraversnellers. Het is duidelijk dat hier de chemische industrie voor iedere groep een betrekkelijk groot aantal verbindingen levert, die ieder toch afwijkende eigenschappen bezitten. Daar dit gewoonlijk zeer gecompliceerd samengestelde verbindingen zijn, komen ze nooit onder hun chemische naam, doch steeds onder fantasienamen in de handel.

De temperatuur en de tijdsduur van de vulcanisatie hangen van kleinigheden af. Deze moeten dus steeds te voren bepaald worden. Het kleven van ongevulcaniseerde rubber verhindert men algemeen door zuiver fijn talcum op te strooien.



Hospitaaldoek

Pale crêpe 100
dl
Vaseline 1
dl
Zinkoxyde 10
dl
Lithopone 75
dl
Krijtwit 63
dl
Pigment


Monex 0 ,5 dl
Zwavel 2
dl
Aan de lucht vulcaniseren, de temp. in een uur tot 120℃ laten stijgen en dan een uur op 120℃ houden.
hospitaaldoek
Hospitaaldoek

Rubberstoffen

Pale crêpe 100
dl
Plastogeen 6
dl
Stearinezuur 1
dl
Zinkoxyde 5
dl
China clay 40
dl
Kalite no. 1 40
dl
Captax 1
dl
Zimate 0 ,1 dl
Zwavel 1 ,5 dl
Bij het vulcaniseren laat men de temp. in een uur tot 125℃ stijgen en houdt de temperatuur dan gedurende een half uur tot 1 uur op 125℃.

Wit rubber

Pale crêpe 15 ,00 dl
Paraffine 0 ,31 dl
Krijtwit 50 ,00 dl
Witte klei 25 ,00 dl
Zinkoxyde 6 ,50 dl
Magnesiumcarbonaat 1 ,50 dl
10% Thionex 0 ,625 dl
Anti-Scorch-T 0 ,0625 dl
Zwavel 1 ,00 dl

Witte binnenbanden

Pale crêpe 100
dl
Vaseline 7 ,5 dl
Agerite 1
dl
Zinkoxyde 15
dl
Lithopone 130
dl
Witte klei 40
dl
Kalite no. 1 200
dl
Altax 1 ,25 dl
Zwavel 3 ,0 dl

Auto binnenband

Pale crêpe 50
dl
Smoked sheets 50
dl
Plastogeen 4
dl
Stearinezuur 0 ,5 dl
Agerite 1 ,0 dl
Kalite no. 1 50
dl
Zinkoxyde 5
dl
Tuads 0 ,1 dl
Altax 0 ,5 dl
Captax 0 ,5 dl
Zwavel 1 ,0 dl
Vulcaniseren: 3 min bij 3 tot 4 at.

Transparant rubber

Pale crêpe 100
dl
Plastogeen 5
dl
Rodo no. 10 0 ,1 dl
Stearinezuur 1 ,0 dl
Zinkcarbonaat 2 ,0 dl
Zinkmate 0 ,25 dl
Captax 0 ,50 dl
Zwavel 1 ,50 dl
Vulcaniseren 15 min bij 1 at.

Rubber voor bandenkarkassen

Pale crêpe 50
dl
Smoked sheets 50
dl
Plastogeen 4
dl
Stearinezuur 2
dl
Agerite 1
dl
Zinkoxyde 5
dl
Tuads 0 ,05 dl
Captax 1
dl
Zwavel 2 ,50 dl
Vulcaniseren: 45 min bij 135℃.

Massieve banden

Smoked sheets 60
dl
Donkere crêpe 40
dl
Cumaronhars 1
dl
Minerale rubber 2
dl
Stearinezuur 0 ,5 dl
Neozone A 1 ,0 dl
Zinkoxyde 30
dl
Versneller 8o8 0 ,7 dl
Zwavel 3 ,25 dl
Vulcaniseren 45 min op 138℃.
goodyear-G8
Goodyear G8 Vintage (juni 1962)

Loopvlak

Smoked sheets 100
dl
Dennenteer 4
dl
Stearinezuur 2
dl
Neozone A 1 ,25 dl
Carbon black 40
dl
Zinkoxyde 10
dl
Versneller 8o8 0 ,9 dl
Zwavel 3 ,25 dl
Vulcaniseren: 60 min bij 138℃.

Rubberriemen

Smoked sheets 9 ,5 dl
Dunne bruine crêpe 10
dl
Regeneraat 59
dl
Paraflux 5
dl
Stearinezuur 0 ,5 dl
Neozone D 0 ,56 dl
Loodglit 0 ,06 dl
Krijtwit 10 ,3 dl
Zinkoxyde 2 ,25 dl
10% Thionex 0 ,62 dl
Zwavel 2 ,25 dl
Vulcaniseren 15 min op 135℃.

Rubberriemen bewaren

Om het hard worden te verhinderen smeert men ze met een kwast met het volgende mengsel in:
Schellak 2
dl
Alcohol 1
dl
Ammoniak 3
dl
Water 6
dl

Eboniet voor kammen

Smoked sheets 100
dl
Katoenpitolie 22
dl
Bijenwas 2
dl
Versneller 833 1 ,5 dl
Zwavel 45
dl
Ongeveer 6 uren in water vulcaniseren bij 135℃.

Zwarte rubberzolen

Rubber 100
dl
Plastogeen 6
dl
Agerite-poeder 1
dl
Zinkoxyde 5
dl
Krijtwit 40
dl
Kalite no. 1 40
dl
China clay 25
dl
Gasroet 2
dl
Zimate 0 ,10 dl
Altax 0 ,50 dl
Captax 0 ,50 dl
Zwavel 2 ,50 dl
Droog vulcaniseren, in een uur de temperatuur tot 127℃ laten stijgen, dan een uur op deze temperatuur houden.

Zwarte gummibakken

Smoked sheets 11 ,5 dl
Regeneraat 64 ,0 dl
Asfalt 3 ,0 dl
Paraffine 0 ,3 dl
Stearinezuur 0 ,4 dl
Neozone A 0 ,5 dl
Carbon black 9 ,4 dl
Krijt 7 ,3 dl
Zinkoxyde 1 ,0 dl
Loodglit 0 125 dl
10% Thionex Master


 Batch 1 ,125 dl
Zwavel 1,50
dl
Vulcaniseren: 12 min bij 2½ at.

Zeer goede zwarte schoenzolen

Pale crêpe 50
dl
Smoked sheets 50
dl
Agerite-gel 1 ,35 dl
Zinkoxyde 60
dl
Gasroet 10
dl
Witte klei 40
dl
Kalite no. 1 60
dl
Captax 1 ,25 dl
Tuads 0 ,0125 dl
Zwavel 2 ,5 dl
Vulcaniseren: in 60 min op 124℃ brengen en de temperatuur gedurende 45 tot 60 min op deze hoogte houden, luchtdruk 2 at.

Harde witte gummizolen

Pale crêpe 28 ,75 dl
Stearinezuur 0 ,25 dl
Magnesiumcarbonaat 43 ,0 dl
Lithopone 21 ,40 dl
Zinkoxyde 1 ,50 dl
Lijm 2 ,88 dl
Ultramarijnblauw 0 ,09 dl
Diphenylguanidine 0 ,28 dl
10% Thionex Master

dl
 Batch 0 ,35 dl
Zwavel 1 ,50 dl
Vulcaniseren: 8-10 minuten bij 158℃.

Rubber badmutsen

Rubber 100
dl
Stearinezuur 1
dl
Cycline-olie 4
dl
Zinkoxyde 5
dl
Krijtwit 15
dl
Lithopone 15
dl
Zwaarspaat 15
dl
Ureka C 1 ,25 dl
D.P.G. 0 ,25 dl
Zwavel 2,00
dl
Vulcaniseren: 8 min bij 2½ at.
badmuts-op-in-het-zwembad
'Met rubber badmuts op'

Zachte gummisponzen

Rubber 100
dl
Stearinezuur 1
dl
Oliezuur 1
dl
Vaseline 18
dl
Witte factis 5
dl
Zinkoxyde 2 ,5 dl
Natriumbicarbonaat 15
dl
Krijtwit 25
dl
Ureka C 0 ,625 dl
Guantal 0 ,375 dl
Zwavel 4 ,00 dl
Vulcaniseren: 2 cm dik, 20 min bij 5 at.

Gummipakking

Smoked sheets 35 ,125 dl
Regeneraat 10
dl
Paraffine 1
dl
Paraffine-olie 5
dl
Stearinezuur 0 ,275 dl
China clay 20
dl
Krijtwit 20
dl
IJzeroxyde 6
dl
Zinkoxyde 1 ,5 dl
Beutene 0 ,75 dl
Zwavel 0 ,75 dl

Rubber voor electrische kabels

Smoked sheets 5
dl
Zuiver regeneraat 48
dl
Minerale rubber 20
dl
Stearinezuur 0 ,25 dl
Paraffine 0 ,25 dl
Neozone A 0 ,3125 dl
Krijt 23 ,6 dl
Zinkoxyde 1 ,0 dl
Versneller 8o8 0 ,3125 dl
Zwavel 1 ,25 dl
Vulcaniseren: de temperatuur in 30 min op 135℃ brengen, dan 105 min op deze temperatuur houden.

Regenjassenrubber

Hevea-rubber 48
dl
Loodglit 10
dl
Zinkoxyde 20 ,5 dl
Minerale rubber 5
dl
Krijt 15
dl
Zwavel 1 ,5 dl
Vulcaniseren: 45 min bij 145℃.

Rubber voor wringerrollen

Smoked sheets 38
dl
Paraffine 0 ,50 dl
Smeerolie 1 ,25 dl
Du Pont Antox 0 ,375 dl
Zinkoxyde 2 ,0 dl
Lithopone 35 ,0 dl
Krijtwit 21 ,50 dl
Versneller 8o8 0 ,125 dl
Zwavel 1 ,125 dl
Vulcaniseren: 45 min bij 145℃.
wringer-velo
'Velo wringer met 10 jaar garantie op de rollen'

Rubberdraad

Pale crêpe 100
dl
Agerite (wit) 1
dl
Zinkoxyde 2
dl
Pigment naar wens.
Zimate 0 ,10 dl
Altax 0 ,50 dl
Captax 0 ,50 dl
Zwavel 2 ,00 dl
Vulcaniseren met stoom, in 10 min de temperatuur op 127℃ brengen en 30 min op deze temperatuur houden.

Heetwaterflessen

Pale crêpe 34 ,375 dl
Process-olie 0 ,50 dl
Zwaarspaat 34
dl
Krijtwit 25 ,25 dl
Zinkoxyde 3
dl
Rubber-oranje 0 ,75 dl
10% Thionex 1 ,4375 dl
Zwavel 0 ,6875 dl
Vulcaniseren: 7 min bij 142℃.

Radeergummi

Crêpe 4
dl
Stijfsel 10
dl
Vaseline 4
dl
Gevulc.afvalrubber 2
dl
Factis 1
dl
Slijpmiddel 2
dl
Lithopone 3
dl
Versneller 0 ,05 dl
Zwavel 0 ,1 dl
Vulcaniseren: 45 min bij 145℃.

Namaak peau de suède

Pale crêpe 40
dl
Wit regeneraat 20
dl
Slangenregeneraat 15
dl
Bruine factis 8
dl
Zinkoxyde 5
dl
Lithopone 6 ,25 dl
Katoenpitolie 1
dl
Stearinezuur 0 ,5 dl
Zwavel 0 ,85 dl
Captax of Eureka 0 ,85 dl
Anti-oxydatiemiddel 0 ,5 dl
Men kalandert een dunne laag van deze rubber op een onderlaag van katoenen weefsel. Hierna lost men een deel van deze compositie in oplosmiddel op en strijkt hiervan een dunne laag op het rubber. Nu strooit men korte vezels van de juiste kleur in de natte kleeflaag en vulcaniseert bij 122℃.

Doorschijnende rubber

Door dompelen kan men op zeer eenvoudige wijze dunwandige artikelen van rubber maken. Men gaat uit van geconcentreerde latex, bijvoorbeeld jatex of reverrex. Men maakt vormen van glas of van porcelein en dompelt ze in een latex met 40 % rubber bij 40℃. Men laat de rubberlaag drogen en dompelt de vormen nu in een zwaveloplossing, die tevens een versneller kan bevatten:
Benzol 1000
cm³
Zwavel 100
g
Vulcator ZDC (zink-

 diethyl carbamaat 20
g

Zwarte latex

Men kan latex, en dus ook de hiervan vervaardigde voorwerpen, uitstekend zwart kleuren met een colloïdale soort gaszwart, het carbon black Micronex. Men behoeft niet te malen, eenvoudig mengen en doorroeren is voldoende.

Rubber met nitrocellulose

Deze beide stoffen kan men samen in oplossing brengen door speciale oplosmiddelen te gebruiken, bv. ethyloenanthaat, propylpropionaat en isoburylbutyraat.

Rubbercement

De viscositeit van rubbercement, dus een oplossing van rubber met toevoegingen in oplosmiddelen, kan men verminderen door 2 tot 3 % alcohol toe te voegen.

Zwarte kleefstof voor het doubleren van kunstleder

Smoked sheets 15
dl
Regeneraat 20
dl
Zachte factis 10
dl
Zachte minerale rubber 8
dl
Carbon black 1
dl
Kalk 1 ,5 dl
Krijtwit 65
dl
Oplossen in solvent nafta.

Zwarte kleefstof voor het doubleren van rubber

Smoked sheets 15
dl
Regeneraat 25
dl
Zachte factis 8
dl
Loodglit 8
dl
Krijtwit 65
dl
Harsolie 2
dl
Zwavel 8
dl

Gummihandschoenen

Latex 75 % 130
dl
Colloïdale zwavel 2
dl
Zinkoxyde (speciaal) 2
dl
Vulkacit P extra N 1
dl
Krijtwit 30
dl
Titaandioxyde 5
dl
Cadmiumrood GG 0 ,33 dl
Vultamoloplossing 10 % 9
dl
Water 9
dl
Latekoll 1-2 % van het water.
In heet water bij 95°C 30 minuten vulcaniseren.

Rubberzolen

Latex 75 % 130
dl
Colloïdale zwavel 85 % 2 ,5 dl
Vulkacit P 0 ,5 dl
Vulkacit 774 0 ,5 dl
Zinkwit roodzegel 5
dl
Kaoline 100
dl
Vultamol-oplossing 10 % 15
dl
Water 45
dl
De massa laat men eerst bij gewone temperatuur drogen, hierna wordt 20 minuten bij 110° C in hete lucht gevulcaniseerd.

Rubber (tegen olie bestand)

Een groot gebrek van rubberartikelen is het feit, dat ze alle vrij vlug door olie, vet en oplosmiddelen aangetast worden. De rubber gaat hierbij niet in oplossing, doch zwelt en verliest zijn veerkracht en zijn vastheid. Door de juistheid van vulcanisatiemethoden en door bepaalde toevoegingen kan men het euvel wel verminderen doch niet vermijden.

In de laatste jaren is men er nu in geslaagd kunstmatige stoffen te maken met caoutchoucachtige eigenschappen, die door olie en oplosmiddel niet aangetast worden. Het zijn Ethaniet, een reactieproduct van ethyleendichloride en calciumpolysulfide en Thiokol, een polymethyleen-polysulfide.

Deze polysulfiden kunnen juist als rubber gevulcaniseerd worden, echter niet met zwavel doch met zinkoxyde. In het algemeen neemt men 1 tot 20 % zinkoxyde. Het product gelijkt zeer veel op rubber, is echter veel zwaarder. Het materiaal laat zich iets gemakkelijker verwerken wanneer men enige procenten rubber toevoegt. Het Ethaniet wordt ook met 5 % rubber nog niet door olie aangetast. Carbon black verbetert de mechanische eigenschappen, zodat men met 20 dl ethaniet, 1 dl pale crêpe, 2 dl zinkoxyde en 5 dl carbon black zeer gunstige resultaten verkrijgt.

Na het vulcaniseren zwelt het materiaal practisch niet in benzol, toluol en tetrachloorkoolstof, het is bestand tegen zuren, behalve sterk salpeterzuur en chroomzuur. Door 20-pcts natronloog en sterke ammoniak wordt het aangetast, het verouderingsverschijnsel schijnt het veel minder te tonen dan rubber.

Een bezwaar voor het gebruik van deze nieuwe stoffen is de onaangename reuk, zodat ze niet met levensmiddelen en dergelijke in aanraking mogen komen.

firestone-motor-cycle-tyres

Rubber drijfriemen en transportbanden

Latex 75 % 130
dl
Colloïdale zwavel 85 % 2
dl
Zinkoxyde (speciaal) 3
dl
Phenylbetanaphtylamine 1
dl
Igepon T 1-2 %, berekend op de totale hoeveelheid water.
Vulkacit TR 1
dl
Vultamol-oplossing 10 % 5
dl
Water 10
dl
De hoeveelheid water (gedestill.), die nodig is om de massa voldoende vloeibaar te maken voor de strijkmachine, hangt vooral van de soort latex af. Hierdoor wisselt ook de hoeveelheid Igepon, daar deze van de hoeveelheid water afhangt.

Het geïmpregneerde weefsel wordt gedurende 15-18 minuten in een pers bij 3,5 at gevulcaniseerd. De gummilagen moeten voor het vulcaniseren goed gedroogd worden.

Rubbermassa voor luchtballons

Latex 75 % 130
dl
Colloïdale zwavel 85 % 1 ,5 dl
Zinkoxyde (actief) 0 ,6 dl
Vulkacit P extra N 1 ,0 dl
Vulkanechtblauw GG 1 ,5 dl
Vultamol-oplossing 10 % 3 ,5 dl
Latekoll, 0,2 tot 1 % van het water

De massa wordt met zoveel water verdund tot op de dompelvormen een voldoend dikke laag blijft hangen.

rubbermassa voor luchtballons

Gummimassa voor het impregneren van jute zakken

Latex 75 % 130
dl
Colloïdale zwavel 85 % 2
dl
Krijtwit 75
dl
Zinkoxyde (speciaal) 3
dl
Ramasit WD geconcentr. 8
dl
Vulkacit P 0 ,4 dl
Vulkacit 774 0 ,4 dl
Phenylbetaphtylamine 0 ,8 dl
Vultamol-oplossing 10
dl
Water 15
dl
Igepon T, 2 % van het aanwezige water.
10- 15 minuten bij 110° C in hete lucht vulcaniseren.

Preservatiefs

Latex 75 % 130
dl
Colloïdale zwavel 1 ,1 dl
Zinkoxyde (actief) 0 ,6 dl
Vulkacit 774 0 ,36 dl
Vultamol-oplossing 10 % 5 ,0 dl
Latekoll, 1-2 % berekend op de hoeveelheid water.

In water bij 90° C 15 minuten vulcaniseeren.

Eboniet-bekledingen

Latex 75 % 130
dl
Kaoline 30
dl
Colloïdale zwavel 85 % 45
dl
Vulkacit CT 2
dl
Vultamol-oplossing 10 % 30
dl
Water 25
dl
In hete lucht bij 150° C gedurende 6 uur vulcaniseren.

Zegellak

Goede kwaliteit:


Terpentijn 20
dl
Schellak 38
dl
Terpentijnolie 2
dl
Magnesiumcarbonaat 10
dl
Pigment 15-30
dl
Als pigment neemt men cinnaber, zwartsel, oker, ombra, cobaltultramarijnblauw, iizeroxyderood en ijzeroxydegeel. De pigmenten worden eerst met de terpentijnolie fijn gemalen, de harsen worden voorzichtig gesmolten. Men neemt het dan van het vuur weg en voegt de pigmentpasta toe.
Goedkopere kwaliteit:
Men kan een deel of alle schellak door colofonium vervangen en verkrijgt dan een gewone paklak:
Colofonium 3
dl
Terpentijn 0 ,5 dl
Zwaarspaat 1 ,25 dl
Pigmen (oker, ombra of


 ijzeroxyde) 1 ,0 dl

Goudzegellak

Schellak 76
dl
Terpentijn 85
dl
Colofonium 45
dl
Magnesia 18
dl
Chromaatgeel 25
dl
Wanneer de massa juist nog gesmolten is voegt men het goud-brons toe.
zegellak

Flessenlak

Colofonium 20
dl
Terpentijn 20
dl
Schellak 5
dl
Infusoriënaarde 10
dl
Krijt 10
dl
Pigment 5-30
dl
Glimmer 2-5
dl

Luxe zegellak

Zeer fraaie en heldere kleuren verkrijgt men met de indanthreen- en de algolkleurstoffen. Hier neemt men alleen zuivere, eventueel gebleekte schellak en terpentijn of Veneriaansche terpentijn.

Bindmiddel voor kunstkurk

Men maalt slechte kwaliteiten kurk tot een betrekkelijk grof schroot, mengt met het volgende bindmiddel en perst in vormen. Deze kurken zijn dan absoluut dicht.
Caseïne 45
dl
Borax 7
dl
Water 120
dl
Glycerine 76
dl
geperste-kurken

Bakeliet-perspoeder

Vele der kresol-formaldehyde-harsen hebben de eigenschap in een bepaald stadium oplosbaar en smeltbaar te zijn en door verhitten, vooral onder druk, onoplosbaar en onsmeltbaar te worden. Men maakt gebruik van deze eigenschap voor het vervaardigen van artikelen door persen. Hiertoe mengt men te voren het kunsthars met de nodige vulstoffen en kleurstoffen, mengt alles in fijn gemalen toestand uiterst zorgvuldig en perst nu het poeder onder vrij hoge druk tot het gewenste voorwerp.

Als vulstof neemt men in de meeste gevallen houtmeel, hiernaast ook asbestpoeder en ander kort vezelmateriaal. verder krijt, zwaarspaat, China clay, enz.

De verhouding van de verschillende vulstoffen hangt uitermate van het doel af waarvoor de voorwerpen gebruikt moeten worden. De vulstoffen mengt men dan met zoveel kunsthars dat de gewenste hardheid verkregen is. In veel gevallen mengt men nog met andere kunstharsen die niet verharden, bijvoorbeeld het cumarenhars.

bakelieten-telefoon
bakeliet-deurkruk

'Bekende producten van bakeliet'

Benzylcellulose-perspoeder

Asbestpoeder 300
dl
Krijt 300
dl
China clay 300
dl
Benzylcellulose 125
dl

Tanden-afdrukwas

optie: 1
Paraffine 90
dl
Ceresine 39
dl
Bijenwas 40
dl
Venetiaanse terpentijn 30
dl
Japanwas 20
dl
gips happen
'gipsafdruk van tanden-afdrukwas'
optie: 2
Schellak 45
dl
Talcum 30
dl
Glycerine 3
dl
Pigment 10
dl
Talk-vetzuur 12
dl
optie: 3
Paraffine-olie 1,5-2 ,5 dl
Lijnolie 1-2
dl
Paraffine 1-1 ,5 dl
Bijenwas 0,5-1
dl
Aluminiumstearaat 2,5-3 ,5 dl
Guttapercha 0 ,06 dl
Stijfsel 0,5-1 ,5 dl
Glycerine 0 ,125 dl

Schoenmakerswas (hard)

Colofonium 8
dl
Esterhars 2
dl
Ruwe montaanhars 30
dl
Paraffine 45
dl
Stearinepek 10
dl
Nigrosine 2
dl

Schoenmakerswas (zacht)

Colofonium 5
dl
Paraffine 65
dl
Japanwas 5
dl
Stearinepek 20
dl
Bijenwas 5
dl
Nigrosine 2
dl

Draadwas

Bijenwas 40
dl
Japanwas 10
dl
Paraffine 150
dl

Bijenwas-vervangmiddel

Glycerylstearaat 20
dl
Bijenwas 8
dl
Japanwas 10
dl

Buigzame was

Methylabiëtaat 10
dl
Gelowas 90
dl
Men smelt de beide stoffen en roert tot ze goed gemengd zijn. De massa smelt bij 67℃ en wordt bij 58℃ zacht. Ook andere wassen kan men met methylabiëraat zacht en buigzaam maken.

Lijmcompositie voor speelgoed

Hard:

Huidlijm 50
dl
Was of colofonium 35
dl
Glycerine 15
dl
Pigment 10
dl
Zacht:
Lijm 50
dl
Was of colofonium 25
dl
Glycerine 25
dl
Pigment 10
dl
De lijm wordt in weinig water ingeweekt en met zoo weinig mogelijk water gesmolten. De smelt mengt men met de glycerine en met de te voren gesmolten was of colofonium. De overmaat water laat men verdampen, de massa wordt in Vormen gegoten
handpop-jan-klaassen
'Jan Klaassen'

Plastische massa

Gedestilleerd water 133
dl
Zinkwit 17
dl
Japanwas 33
dl
Paraffine-olie 40
dl
Zwavel 107
dl
Kaoline 68
dl
Kleurstof 7
dl


Entwas

Lanoline 22
dl
Colofonium 44
dl
Ceresine 13
dl
Bijenwas 8
dl
Japanwas 2
dl
Rozoline 9
dl
Pine-oil 1
dl
entwas
'Entwas'

Kaarsen

Men kan uitgaan van zuivere drievoudig afgeperste stearine. Men smelt de stearine, laat afkoelen en roert tot de smelt melkachtig wordt. Dit roeren dient om het ontstaan van grote kristallen te verhinderen. Men giet de stearine dan in de voorverwarmde vormen. Na het gieten moeten de vormen vlug afgekoeld worden.
Paraffine 60
dl
Stearinezuur 35
dl
Bijenwas 5
dl
Men smelt de wassen met het stearinezuur en lost in de smelt zoveel van een in olie oplosbare anilinekleurstof op, dat de gewenste tint bereikt is. Daar men slechts weinig kleurstof nodig heeft en een teveel afgeven van de kaarsen veroorzaakt, is het aan te bevelen de kleurstof eerst met een grote hoeveelheid, bijvoorbeeld het tienvoud, paraffine samen te stellen. Van deze oplossing neemt men dan de overeenkomstige hoeveelheid en kan zo de kleine hoeveelheden beter bepalen en afwegen.

Hier en daar maakt men nog kaarsen van zuivere bijenwas. Gewoonlijk versnijdt men de was met paraffine en stearine. Men gaat dan bijvoorbeeld tot 40 % bijenwas, 50 % paraffine en 10 % stearine.

Behalve door gieten in vormen kan men kaarsen ook trekken. Men trekt de pit zolang en zo dikwijls door de juist gesmolten vetmassa tot de kaarsen de juiste dikte hebben. Men snijdt dan op maat en werkt verder af.

De pitten van de kaarsen moeten nauwkeurig aangepast worden aan de samenstelling van de kaarsenmassa. Ze worden gewoonlijk in boorzuur gedrenkt om het nagloeien te voorkomen en de pit wordt zodanig gevlochten, dat ze zich draait en de punt dus volledig verbrandt.

kaars
Kaars van bijenwas

Caoutchouc (natuurrubber)

Overgenomen uit Mengen & Roeren 1938
De eerste berichten over caoutchouc vinden we in de werken van Pietro Martyre d'anghiere, van Salahan en van Gonzalo Fernandez de Oviedo y Valdez, die elastische ballen noemen, welke de Indianen in een bepaald spel gebruikten. Ook Columbus zag bij de Indianen een spel, waarbij ze ballen van een elastisch boomhars gebruikten. In 1615 beschrijft Juan de Torquemada de bereiding van een product "ulei", dat in Mexico uit het sap van bepaalde boomen gewonnen werd. De Indianen gebruikten het reeds voor het waterdicht maken van kledingstukken.

De caoutchouc werd echter in de landen waar de planten die het leveren, groeien, reeds in oeroude tijden gebruikt. Immers bij opgravingen in Honduras werden overblijfselen van caoutchouc nog uit de tijd van de Maja-beschaving gevonden.

In de jaren 1735 tot 1743 bereisde een Fransman, Charles Maria de Lacondamine, Equador en gaf een wetenschappelijke beschrijving van, een melksap, dat uit een boom 'Hévé' gewonnen werd en stuurde enige stukken van het gummihars naar Europa. De inboorlingen bestreken een kruik van aardewerk met het melksap, lieten het drogen en sloegen dan de kruik stuk, zodoende verkregen ze een lichte fles van caoutchouc. Hierna werden ook nog andere boomen en struiken ontdekt, die een dergelijk melksap leverden.

De Franse scheikundigen Hérissant en Macquer lukte het voor het eerst de caoutchouc technisch te verwerken. Ze losten de caoutchouc in ether op, bestreken hiermede cilinders van was herhaalden de bewerking tot de laag caoutchouc voldoende dik was en smolten dan het was. Zodoende verkregen ze een cilinder van caoutchouc.

In het jaar 1770 ontdekte de Engelse scheikundige Priestly, dat men caoutchouc uitstekend voor het verwijderen van potloodschrift kon gebruiken. Hierdoor ontstond de Engelsche naam voor caoutchouc India rubber (to rubb = wrijven), waaraan we ook ons woord rubber te danken hebben.

In 1791 verkreeg Samuel Peal een patent op het maken van waterdicht weefsel en gummischoenen met behulp van oplossingen van caoutchouc in terpentijnolie en zo ontstond de eerste gummifabriek. In 1823 ontstond de gummifabriek van Mackintosh, die waterdicht weefsel vervaardigde, door een laag rubber tussen twee lagen weefsel aan te brengen, welk soort weefsel ook tegenwoordig nog Mackintosh genoemd wordt.

De volgende uitvinding was die van de masticator, een kneedmachine waarin de vellen caoutchouc uit elkaar gescheurd en tot een samenhangende minder elastisch en meer plastische massa gekneed word.

Nu waren de tot op dit ogenblik gefabriceerde caoutchoucsoorten in de warmte kleverig en in de koude hard. De Duitse scheikundige Lüdersdorff ontdekte in 1832, dat caoutchouc in terpentijnolie met zwavel opgelost, in de warmte niet meer kleverig werd. Hetzelfde ontdekten de Nederlander Van Geuns en de Amerikaan Nathaniel Hayward. Tot een practische toepassing kwam het echter nog niet.

De Amerikaanse technicus Goodyear zag het practische nut van dit feit in en fabriceerde in het geheim caoutchouc-artikelen, die niet meer kleverig en zeer sterk en elastisch waren.

Eerst toen Hancock hetzelfde vond door de caoutchouc in gesmolten zwavel te dompelen, nam Goodyear een patent op zijn methode. Nu ontstond ook de naam vulcaniseren en men ontdekte dat caoutchouc door grote hoeveelheden zwavel op te nemen, het bekende eboniet vormt. In 1848 vond Alexander Parkes, dat men, caoutchouc ook bij gewone temperatuur kan vulcaniseeren, door het in een oplossing van chloorzwavel in zwavelkoolstof te dompelen.

Terwijl men dus stap voor stap de eigenschappen van de caoutchouc verbeterde, ontdekte men later dat bepaalde Indianen reeds de inwerking van zwavel kenden. Ze bestreken weefsel met caoutchoucmelk, die ze met zwavel of desnoods met buskruit gemengd hadden, en lieten het dan in de zon drogen.

Nu men een verwerkingsmethode van caoutchouc in principe kende, ontwikkelde de industrie zich met reuzenschreden, zodat in 1913 reeds 108440 ton caoutchouc verwerkt werd. Deze ontwikkeling was echter eerst mogelijk toen men geleerd had de caoutchouc leverende bomen in plantages aan te planten en zich onafhankelijk te maken van de enkele landen, die in het begin de wilde caoutchouc geleverd hadden. Hiermede verdween ook de bittere bijsmaak, die de wilde caoutchouc had, namelijk dat ze gewonnen werd ten koste van een onnoembaar aantal mensenlevens, van de mensen, die de caoutchouc in het tropische oerwoud inzamelden.

rubberboom
Aftappen van de rubberboom

Het aantal toepassingen van caoutchouc is intussen zo groot geworden, dat het leven van een beschaafd mens op het tegenwoordige peil zonder caoutchouc absoluut onmogelijk is.

Terwijl dus het invoeren van de plantage-caoutchouc een revolutie beduidde, is het nu mogelijk dat de verschillende soorten synthetische caoutchouc, die men tegenwoordig in vele landen tracht te fabriceren en ook werkelijk fabriceert, tenminste een groot deel van de toepassingen van natuurlijke caoutchouc zullen verdringen. Hoever dit gaat moet de tijd nog leren.

De fabricatie van synthetische caoutchouc werd pas mogelijk, toen men na lange jaren van onderzoek de werkelijke samenstelling en de opbouw van de caoutchouc-moleculen had leren kennen.

De eenvoudigste bouwsteen van caoutchouc is een koolwaterstof, het isopreen van de samenstelling C5H8.

De caoutchouc moeten we ons nu voorstellen als een lange ketting van zulke moleculen, misschien enige honderden aan elkaar. Het caoutchouc-molecule gelijkt hierdoor op een lange draad. Door deze opbouw van het molecule kunnen we ons ook de zo sterk elastische eigenschappen van caoutchouc verklaren. Wanneer we een stukje caoutchouc uitrekken zullen de lange draadvormige moleculen een uitgesproken neiging hebben om zich alle in één richting te plaatsen. Wanneer we het stukje gummi nu nog verder rekken, kunnen de moleculen ten opzichte van elkander verschuiven, de moleculen blijven echter steeds in elkaars aantrekkingssfeer, de cohesie blijft dus bestaan. De moleculen zelf worden niet zo gemakkelijk uit elkaar getrokken en het stukje caoutchouc biedt dus zeer veel weerstand. Pas wanneer de rek zo groot is dat de oorspronkelijk naast elkander gelegen hebbende moleculen ten opzichte van elkaar een gehele lengte verschoven zijn, zal het stukje gummi breken.

Deze mechanische voorstelling geeft een vrij juist beeld van hetgeen werkelijk geschiedt. Een bewijs hiervoor is het feit, dat alle stoffen die zo'n langgestrekt molecule hebben, ook uitgesproken elastische eigenschappen vertonen. Een voorbeeld hiervan zijn de nieuwe stoffen, die uit onverzadigde koolwaterstoffen als vinylverbindingen en acrylzuur gemaakt worden en die ook buitengewoon elastisch zijn. Ook de cellulose is op een dergelijke manier opgebouwd.

Het grootste gedeelte van de ons bekende caoutchouc-artikelen wordt nu op de volgende wijze gefabriceerd: eerst wordt de ruwe caoutchouc in een masticator zo lang gekneed en verwarmd tot de massa aanmerkelijk minder elastisch en meer plastisch geworden is. Hierbij moet men zich voorstellen dat een deel van de lange draadachtige moleculen, dus kleinste deeltjes, stuk gemaakt wordt. De elasticiteit is dus minder goed geworden De caoutchouc kan nu aanmerkelijk gemakkelijker verwerkt worden, is bijvoorbeeld ook veel beter oplosbaar in oplosmiddelen als benzine, benzol en zwavelkoolstof. Ook zijn de oplossingen bij dezelfde concentratie veel minder dikvloeibaar.

Deze plastisch gemaakte caoutchouc kan nu betrekkelijk gemakkelijk met andere stoffen, de vulstoffen, zwavel en versnellers gemengd worden, hetgeen op zware walswerken uitgevoerd wordt. Dit mengsel wordt in de juiste vorm gebracht en door verwarmen gevulcaniseerd. Bij dit vulcaniseren wordt een deel van de toegevoegde zwavel chemisch gebonden, het vergroot waarschijnlijk de deeltjes, doordat de zwavel verschillende kleinere moleculen weer aan elkander verbindt. De caoutchouc krijgt dus zijn oorspronkelijke elastische eigenschappen terug, wordt hierbij nog aanmerkelijk sterker, en zoals in het begin van dit hoofdstuk reeds opgemerkt werd, betrekkelijk ongevoelig voor koude en warmte. Dit is nu de toestand, zooals we de caoutchouc in de vorm van een groot aantal voorwerpen kennen.

Hiernaast wordt een deel van de plastisch gekneede caoutchouc ook in oplosmiddelen opgelost en dient dan gedeeltelijk als kleefmiddel en verder voor het waterdicht maken van weefsels.

Wanneer men moderne recepten voor caoutchoucmengsels ziet, verwondert men zich over het grote aantal van meest uiteenloopende stoffen, die in kleine en grote hoeveelheden aan de caoutchouc en de zwavel toegevoegd worden. Hier heeft de moderne scheikunde de middelen gegeven, de eigenschappen van het eindproduct, die te voren meer of minder van het toeval afhingen, precies aan het doel, waarvoor het gebruikt wordt, aan te passen.

Men vond bijvoorbeeld dat de snelheid, waarmee een bepaald mengsel vulcaniseerde, zeer sterk van de soort caoutchouc afhing en vooral van de aard en de hoeveelheid van de bijmengselen, die uit de oorspronkelijke caoutchoucmelk in het gummi gebleven waren.

Na jarenlange onderzoekingen vond men dat bepaalde ontledingsproducten van de bijmengselen uit de oorspronkelijke latex de oorzaak waren van het met zeer verschillende snelheid vulcaniseren van rubbersoorten. Zo vond men bijvoorbeeld bepaalde stikstofverbindingen en wel basische aminen als de oorzaak van het snelle vulcaniseren. Hierna heeft men dan systematisch onderzocht, welke verbindingen hiervoor bijzonder goed geschikt zijn en het gevolg is, dat men hiervan een groot aantal gevonden heeft, zodat de nieuwe recepten voor rubbermengsels steeds een aantal zeer gecompliceerde verbindingen bevatten, die echter slechts in uiterst kleine hoeveelheden toegevoegd worden.

Ook anorganische stoffen versnellen het vulcaniseren, vooral loodoxyde (loodglit) en ook in mindere mate het zinkoxyde. Terwijl loodoxyde in hoeveelheden van ongeveer 20% de duur van de vulcanisatie op de helft terugbrengt, is ditzelfde met slechts tiende procenten van de organische versnellers mogelijk. Als organische vulcanisatieversnellers gebruikt men tegenwoordig de volgende stoffen:

  • Ammoniakverbindingen van aldehyden, bijvoorbeeld hexamethyleentetramine en furfuramide.
  • Aliphatische aminen en piperidine en additieproducten hiervan, bijvoorbeeld pentamethyleen-dithiocarbaminezuur-piperidine en dimethyldithiocarbaminezuur dimethylamine.
  • Aromatische aminen en verbindingen hiervan met aldehyden, bijvoorbeeld: dimethyl-p-fenyleendiamine, formaldehyde-fenylimide.
  • Guanidinen, bijvoorbeeld triphenylguanidine.
  • Nitrosoverbindingen, bijvoorbeeld p-nitroso-dimethylaniline en p-nitrosophenol.
  • Thiuraamdisulfiden, bijvoorbeeld dipentamethyleen-thiuraamdisulflde.
  • Verder xanthogenaten, zouten van dithionzuren, anthrachinon en benzochinon.

Met enkele van deze stoffen is het mogelijk de temperatuur waarbij de vulcanisatie verloopt, aanmerkelijk te verlagen, ja zelfs tot gewone kamertemperatuur. Hiervan maakt men bijvoorbeeld gebruik voor het vervaardigen van caoutchouc-kitten, die bij gewone temperatuur vulcaniseren en dus geheel onoplosbaar worden. Hiertoe maakt men twee oplossingen van caoutchouc in benzine, bij de ene helft voegt men de versneller en bij de andere helft de zwavel. Na het mengen van de beide oplossingen moet de kit onmiddellijk verwerkt worden, omdat het vulcaniseren direct begint.

Slechts in enkele gevallen wordt de onvermengde caoutchouc voor het vervaardigen van voorwerpen gebruikt; bijna altijd wordt de caoutchouc met anorganische fijn gemalen stoffen, dus vulstoffen gemengd. Nu is de invloed van deze vulstoffen dikwijls zeer groot, men onderscheidt de actieve en de inactieve vulstoffen. Van de actieve zijn roetzwart en zinkoxyde het meest bekend en worden het meest toegepast. Vooral de invloed van goede soorten roetzwart, het Amerikaansche Carbon Black, is zo groot dat het bijvoorbeeld alleen hiermee mogelijk is autobanden te vervaardigen, die bij de tegenwoordige snelheden niet uit elkander vliegen. Verder hebben ook de inactieve vulstoffen hun bepaalde eigenschappen en ze maken het weer mogelijk de mengsels zodanig op te bouwen, dat ze voor het verwerken met gespecialiseerde machines geschikt zijn. Men denke slechts aan het spuiten van gasslang.

Caoutchouc kan met pigmenten, die door het vulcaniseren niet verkleuren, ook door en door gekleurd worden.

Verder mengt men caoutchouc nog met factis, gevulcaniseerde raapolie, met opgewerkte oude caoutchouc en met nog enkele speciale preparaten, die het verwerken vergemakkelijken als bitumen, stearinezuur, vaseline, enz. en met stoffen, die het gereed zijnde voorwerp op de lange duur elastisch doen blijven.

Plastisch versus Elastisch

Overgenomen uit Mengen & Roeren 1938
We noemen een stof plastisch, wanneer men de stof zeer gemakkelijk kan vervormen. Plastisch staat dus lijnrecht tegenover elastisch. Een stof is plastisch, wanneer ze onder invloed van uitwendige krachten een blijvende vormverandering ondergaat, dus de vormverandering blijft bestaan, wanneer de krachten opgehouden hebben in te werken.

Nu is de mate van plasticiteit bij de verschillende stoffen uiterst verschillend. Practisch 100 % plastisch is de ons zo bekende klei met water. In zeer geringe mate plastisch is bijvoorbeeld staal, doch onder de invloed van zeer grote krachten kunnen we ook staal blijvend in een anderen vorm persen.

In de praktijk wordt in een groot aantal gevallen van plastische stoffen gebruik gemaakt, om voorwerpen van een heel bepaalden vorm te maken. Hiervoor hebben we natuurlijk stoffen nodig, die na het vervormen gemakkelijk in een toestand gebracht kunnen worden, waarin de eenmaal gegeven vorm ook blijft bestaan en niet weer door de inwerking van kleine krachten verloren gaat.

Hoewel men op dit gebied bijna alleen zeer moderne grondstoffen aantreft, horen hiertoe toch enige zeer oude bewerkingen met bekend materiaal. Zo berust bijvoorbeeld het smeden van ijzer op het feit, dat smeedijzer niet zoals gietijzer plotseling smelt, doch gedurende een lang temperatuurtraject langzaam zacht en vervormbaar, dus plastisch wordt. In deze plastische toestand kan het dan door bewerken van vorm veranderd worden en na het afkoelen blijft de nieuwe vorm bestaan. Ook het bewerken van glas hoort hiertoe. Glas is in de hitte gemakkelijk vervormbaar en wordt ook niet vloeibaar, doch blijft taai en zacht.

Ook een ander oud handwerk berust op plasticiteit, namelijk het maken van aardewerk. De klei met water aangeroerd, is een typisch voorbeeld van een plastisch materiaal. Door het bakken wordt de gegeven vorm dan behouden.

In de moderne techniek verstaan we onder plastische stoffen of plastische massa's in de meeste gevallen mengsels van enige materialen, die onder druk bij een bepaalde temperatuur tot een samenhangend materiaal samengeperst kunnen worden. In het algemeen bevat zo'n mengsel een bindmiddel, vulstof en kleurstof of pigment. Als bindmiddel kan men een aantal ver uiteenlopende stoffen gebruiken. Een van de oudste plastische stoffen bevatte Chinese houtolie als bindmiddel. Na het persen moesten de voorwerpen door verhitten nagehard worden. Later werkte men met asfalt en pek, de voorwerpen waren echter in de koude broos en werden in de warmte zacht.

De uitvinding van fenol-formaldehyde-harsen, die in de hitte hard, onoplosbaar en onsmeltbaar worden, bracht een omwenteling teweeg in de industrie van de plastische stoffen. Terwijl men tevoren op stoffen aangewezen was, die de natuur ons leverde, zoals schellak, eiwitten, bloed, silicaten, enz., was het met deze nieuwe kunstharsen mogelijk een materiaal met nauwkeurig bepaalde eigenschappen te maken. Men behoefde slechts een mengsel van zo'n kunsthars dat nog niet geheel hard geworden was, met vulstof en kleuren te mengen en men kon het poeder in een hete vorm onder voldoenden druk tot een massief stevig en glanzend voorwerp persen.

Terwijl men deze fenolharsen steeds verder ontwikkelde en verbeterde, lukte het op basis van geheel andere verbindingen persmassa's te maken, die nog gemakkelijker verwerkt kunnen worden.

Zo kan men uit polystyrol perspoeders maken, die door eenvoudig in een vorm te spuiten tot voorwerpen verwerkt kunnen worden.

Indeling grondstoffen
De grondstoffen, die voor het maken van plastische stoffen gebruikt worden, kan men in enkele groepen indelen:

a. Natuurproducten:
  • caoutchouc
  • cellulose
    zoals nitrocellulose, acetylcellulose, cellulose-ether, viscose
  • olie
    lijnolie, houtolie, ricinusolie
  • harsen
    colofonium, copallen
  • Overigen
    caseïne, lijm en gelatine, bloed
b. Steenkoolteerproducten:
  • fenol, kresol, aniline, naftaline en ftaalzuur, difenyl, cumaron
c. Hydreeringsproducten:
  • ammoniak uit luchtstikstof, ureum, formaldehyde, isobutyleen
d. Onverzadigde koolwaterstoffen als acetyleen en ethyleen, die weer in een groot aantal polymeriseerbare verbindingen omgezet kunnen worden.
Alleen uit acetyleen kan men een zeer groot aantal verschillende verbindingen maken, die alle als grondstof voor verschillende plastische massa's die tot kunststoffen verwerkt worden, gebruikt kunnen worden. Als uitgangsproduct heeft men alleen steenkool en kalk nodig, die op de bekende wijze in een electrische oven tot calciumcarbide omgezet worden. Door inwerking van water op dit carbide verkrijgen we dan acetyleen, dat onder invloed van bepaalde versnellers gemakkelijk weer water op kan nemen en hierbij acetaldehyde levert. Dit acetaldehyde kan alleen tot een kunstmatige schellak gepolymeriseerd worden. Onder polymeriseren verstaan we hier het samentreden van een groot aantal gelijksoortige moleculen tot één groot molecule. De eigenschappen worden hierdoor geheel anders en in het algemeen ontstaat hierbij uit een gasvormige of dun vloeibare stof, een dikvloeibare of een geheel vaste stof.

Met behulp van organische zuren kan men uit acetyleen esters van vinylalcohol maken, die ook gemakkelijk polymeriseren en dan uitstekende kunstharsen als Vinnapas en Mowilith leveren.

Met andere zuren, alcoholen en mercaptanen maakt men weer andere overeenkomstige verbindingen, die weer als bindmiddel in bepaalde plastische stoffen gebruikt kunnen worden.

Uit acetyleen verkrijgt men langs een omweg ook zuren, bijvoorbeeld het maleïnezuur, dat als grondstof voor alkydharsen en andere dient, verder acrylzuur en esters hiervan, die ook weer uitstekende bind- en kleefmiddelen vormen.

Tenslotte maakt men uit acetyleen nog stoffen als cupreen, butadieen, vinylmethylketon, chloorbutadieen en divinylacetyleen.

Wanneer we de geschiedenis van door de mens gebruikte materiaalsoorten nagaan, zien we dat in de alleroudste tijden de mens op die stoffen aangewezen was, die de natuur hem leverde. De eerste mensen stonden alleen reeds zeer ver boven de dieren door het feit, dat ze het natuurlijke materiaal als steen, hout en hoorn bewerkten en vormden. Het gereedschap en het gebruiksvoorwerp stempelden de eerste mens reeds tot buitengewoon begaafde wezens. Het menselijke verstand leidde tot het nemen van proeven met de door de natuur geboden stoffen en het gevolg was de uitvinding van het verwerken van ertsen tot metaal. Zo wordt het steentijdperk opgevolgd door het bronstijdperk. Na het brons kwam het ijzer, als geperfectionneerd ijzer het staal. In onze tijd schijnt zich nu een nieuwe ontwikkeling af te spelen en wel het vervangen van metaal door kunstmatige organische, chemische stoffen, de kunststoffen.

Het is overbodig hier alle voorwerpen op te sommen, die nu reeds met behulp van plastische massa's gemaakt worden en die in deze vorm reeds geheel onmisbaar zijn. Men behoeft alleen maar aan de talloze onderdelen in de electrische techniek te denken. Deze ontwikkeling bevindt zich pas in het begin en het is onmogelijk nu reeds te overzien in welke richting zich deze ontwikkeling zal bewegen. Zeker is het feit, dat men hiermee terdege rekening moet houden. De chemische industrie werkt steeds door en de invloed op ons dagelijks leven wordt steeds groter. Deze ontwikkeling is absoluut noodzakelijk, wanneer we ons levenspeil willen handhaven en vooral nog willen verhogen.

Was

Overgenomen uit Mengen & Roeren 1938
Was, waaronder we zonder nadere aanduiding echte bijenwas verstaan, behoort tot de natuurstoffen die reeds in de grijze oudheid door de mens gebruikt werd. Tot in het Christelijke tijdperk echter was het gebruik van was tot enkele doeleinden beperkt en dan nog in zeer kleine hoeveelheden. Bekend is het gebruik als wastafel yoor schrijfmateriaal, verder als bestanddeel van geneeskrachtige zalf, in het huishouden en vooral ook in de kunst als bindmiddel voor verf en plastische stoffen.

Toen echter de Christelijke kerk het gebruik van waskaarsen ter verhoging van de plechtigheid der godsdienstoefeningen voorschreef, steeg de behoefte aan was aanmerkelijk. Terwijl men in de middeleeuwen aan het hof der koningen nog met het licht van enige kienspanen tevreden was, straalde de kerk bij hoge plechtigheden in het licht van honderden kaarsen. De bijenwas werd hierdoor iets dat onmiddellijk met de kerk in verbinding gebracht werd en dus voor profane doeleinden niet gebruikt mocht worden.

Het gevolg was dat was moeilijk te verkrijgen was. Boetes moesten bijvoorbeeld in de vorm van was betaald worden. Ook hieven de kloosters van hun boerderijen een gedeelte van de huur in was. Tot de reformatie werd was buiten de kerk alleen ten huize van de hoge geestelijkheid gebruikt.

Later kwamen waskaarsen ook bij de wereldlijke vorsten en bij de rijke patriciërs in gebruik en nu werd langzamerhand in de huizen de was door andere brandbare stoffen, vooral vetten vervangen. Behalve als kaarsenmateriaal diende was in de middeleeuwen ook in andere vormen als offergave voor de kerk. Hierdoor ontstond een bloeiend handwerk, het modelleeren en het beschilderen van was. Dit handwerk kon echter tot ongeveer aan de tijd van de Franse revolutie nagenoeg alleen in directe verbinding met de kloosters en de kerk uitgeoefend worden, alleen door personen die hiertoe speciaal uitgezocht werden.

Gedurende en na de Franse revolutie ontstond toen een wereldlijke wasindustrie, waarvan we nu alleen nog de producten als beelden van was voor een panopticum of etalages kennen. Verder wordt zuivere was nog gebruikt voor het modelleren van zeldzaamheden als wetenschappelijk demonstratiemateriaal.

De meeste moderne toepassingen voor wassen berusten op het feit, dat ze buitengewoon weinig door lucht, zuurstof en zelfs door sterk agressieve gassen aangetast worden. Verder zijn ook zelfs zeer dunne lagen nagenoeg ondoorlaatbaar voor gassen en door de poriënvrije oppervlakte ook glad en glanzend. Bij het toepassen van wassen voor beschermende lagen bootsen we de natuur eigenlijk klakkeloos na. Immers de planten scheiden de wassen af om zich tegen bepaalde, voor het plantenleven schadelijke invloeden van weer en wind te beschermen. Eerst met behulp van de beschermende waslaagjes is het voor vele planten mogelijk in bepaalde streken te blijven leven. De Carnaubapalm beschermt haar bladeren met behulp van een dun laagje was tegen de uitdrogende hete lucht. Vele soorten gras, bijvoorbeeld het espartogras, en ook het suikerriet kunnen alleen door zich met was te bedekken de tropische hitte verdragen. Ook ons bekende duingras kan bij de voortdurende wind alleen blijven groeien door het dunne laagje was, dat het uitdrogen verhindert.

Chemisch kan men de wassen het beste met de gewone vetten vergelijken. Beide bestaan uit esters van hogere vetzuren en hogere alcoholen. Terwijl de vetten alle de driewaardige alcohol glycerine bevatten, vindt men in de wassen andere, gewoonlijk eenwaardige of tweewaardige alcoholen. Deze alcoholen kan men van de gewone vetzuren afleiden door de zuurgroep door een alcoholrest te vervangen. Al naar de samenstelling, vooral afhankelijk van de aard van de vetzuren, is een was vloeibaar of vast. Vloeibare wassen worden uit bepaalde zeedieren, bijvoorbeeld de potvis verkregen, de vloeibare spermaceti. Uit de potvis verkrijgt men ook een vaste wassoort, de spermaceti, die nagenoeg geheel uit de ester van palmitinezuur en cetylalcohol bestaat. De meest bekende wassoort, bijenwas, bestaat uit een ester van palmitinezuur en myricylalcohol, bevat verder vrij cerotinezuur en vaste koolwaterstoffen.

Terwijl er van de ongeveer 250 soorten was, die men kent, er slechts een twintigtal in de praktijk toegepast worden, werkt men tegenwoordig meer en meer met kunstmatige wassen. Een deel hiervan gelijkt alleen in physische eigenschappen op was, bijvoorbeeld chloornaftaline, andere soorten echter zijn chemisch op dezelfde wijze opgebouwd als de natuurlijke wassen. Door reductie van vetzuren kan men overeenkomstige alcoholen maken en deze worden dan met verdere hoeveelheden vetzuur veresterd. Men kan bijvoorbeeld een vetzuur bij hoge temperatuur gedeeltelijk reduceren en verkrijgt dan onmiddellijk een echte was. Deze echte kunstwassen bezitten het voordeel, dat ze met gelijkmatige eigenschappen gemaakt kunnen worden, terwijl de natuurlijke wassen als alle natuurproducten steeds in eigenschappen wisselen.

Bruine factis

Raapolie 100
dl
Zwavel 15
dl
De raapolie wordt eerst gedurende enige tijd op 100° tot 130° C verhit tot het schuimen opgehouden is. De olie is nu geheel watervrij. Daarna voegt men de zwavel in stukken of gesmolten toe en houdt de temperatuur zo lang constant tot de zwavel geheel opgelost is. Hierna wordt de temperatuur tot 140° C verhoogd. Bij deze temperatuur begint de zwavel met de olie te reageren, de olie wordt rood-bruin en begint weer te schuimen, daar iets waterdamp en zwavelwaterstof bij de reactie afgesplitst worden. De olie houdt men nu zo lang op 140° C, tot de zwavel bij bet afkoelen van een klein proefje niet meer uitkristalliseert.

Nu verhit men de olie tot op 157°-160° C, waarbij de olie in de loop van 6-8 uur geheel vast wordt. Zodra dit punt bereikt is, laat men de olie tot 130° C afkoelen en houdt ze dan zo lang op deze temperatuur, ongeveer 24 uur, tot ze voldoende vast en droog geworden is.

Witte factis

Raapolie 100
dl
Chloorzwavel 20-25
dl
(afhankelijk van het joodgetal van de olie)
Men voegt eerst een derde deel van de chloorzwavel toe en laat deze hoeveelheid uitreageren, waarbij men goed af moet koelen. Hierna voegt men in gedeelten de rest van de chloorzwavel toe en tevens enige delen magnesia. Het eindproduct wordt fijn gemalen.

Gummi-overschoenen

a. Reinigingsmiddel

Carnaubawas 1 ,0 dl
Bijenwas 0 ,5 dl
Marseillaanse zeep 0 ,5 dl
Borax 0 ,5 dl
Witte stroop 0 ,3 dl
Kokend water 25 ,0 dl
Terpentijnolie 10 ,0 dl
De wassen worden bij een zo laag mogelijke temperatuur gesmolten, de zeep, de stroop en de borax lost men in deze volgorde in het kokende water op en giet deze oplossing onder goed roeren bij de wassmelt. Men laat onder roeren afkoelen, en voegt de terpentijnolie toe wanneer de massa nog slechts lauwwarm is.

b. Reparatielak

Spiritus 240
dl
Nigrosine, oplosb.in spiritus 2
dl
Nigrosinebase BT 50
dl
Benzol 180
dl
Aceton 200
dl
Xylol 570
dl
Vinapas B, P. 50 T 500
dl
Het nigrosine wordt in de spiritus opgelost, de nigrosinebase in het benzol, de beide oplossingen worden gemengd en aan dit mengsel voegt men de verdere bestanddelen toe. Tenslotte filtreert men door een linnen doek.

Gummiringen voor conservenblikjes

Voor het afdichten van bodem en deksel van blikjes, die niet dichtgesoldeerd worden, maakt men dunne ringen van een smeltbare caoutchoucmassa.
Recept no. 1
Caoutchouc 12
dl
Balata 4
dl
Zwaarspaat 84
dl
Recept no. 2
Caoutchouc 18 ,6 dl
Balata 6 ,2 dl
Kaoline 75 ,2 dl
Recept no. 3
Caoutchouc 75
dl
Bijenwas 25
dl
Kaoline 305
dl
Recept no. 4
Caoutchouc 16 ,5 dl
Witte factis 1 ,3 dl
Krijt 16 ,5 dl
Zwaarspaat 65 ,8 dl

Gummidoek-strijkmassa

Zwart:
Latex 75 % 130
dl
Colloïdale zwavel 85 % 2
dl
Zinkoxyde (speciaal) 3
dl
Dixie Clay (China clay) 80
dl
Vulkacit P 0 ,5 dl
Vulkacit 774 0 ,5 dl
Ramacit WD geconc. 10
dl
Carbon black 5
dl
Vultamol-oplossing 10% 50
dl
Water 50
dl
Wit:
Latex 75 % 130
dl
Colloïdale zwavel 85 % 2
dl
Zinkoxyde (speciaal) 2
dl
Krijtwit 50
dl
Titaandioxyde 10
dl
Vulkacit P 0 ,5 dl
Vulkacit 774 0 ,5 dl
Ramacit WD geconc. 10
dl
Vultamol-oplossing 10% 15
dl
Water 10
dl
Doorschijnend:
Latex 75 % 130
dl
Colloïdale zwavel 85 % 2
dl
Zinkoxyde (speciaal) 1
dl
Vulkacit P 0 ,5 dl
Vulkacit 774 0 ,5 dl
Ramacit WD geconc. 10
dl
Vultamol-oplossing 10% 8
dl

De opgebrachte gummilagen worden bij 110° C gedurende 10-15 minuten gevulcaniseerd.
Het oppervlak van gummi doek kan nog aanmerkelijk verbeterd worden door met de volgende oplossing te lakken:
Acronaal L 100 600-500
dl
Latexmengsel 100-200
dl

Na het opbrengen juist als de massa zelf vulcaniseren.
De tevoren genoemde strijkmassa's kunnen voor het impregneren van weefsel gebruikt worden. Hiervoor is het beter een middel als Igepon T toe te voegen en wel 1-2 % van het poeder, berekend op de hoeveelheid water, die zich in het mengsel bevindt.

Waskit voor steen

Paraffine 30
dl
Colophonium 20
dl
Wit zand 25
dl
Carborundumpoeder 15
dl
Tripel 10
dl

Waskit voor gietijzer

Paraffine 20
dl
Carnaubawas 10
dl
Colophonium 20
dl
IJzervijlsel 40
dl
Grafietpoeder 10
dl

Waskit voor glas en metaal

Bijenwas, gebleekte 2
dl
Colophonium 4
dl
Venetiaanse terpentijn 1
dl
Engels-rood 4
dl

Kabelwas

Paraffine 75
dl
Montaanwas, geraff. 2
dl
Colophonium 23
dl

Zadelmakerswas

Gebleekte bijenwas 8
dl
Colophonium 6
dl
Olijfolie 1
dl

Glasets-dekwas

Bijenwas 63
dl
Syrisch asfalt 16
dl
Paraffine 6
dl
Bourgondische hars 6
dl
Venetiaanse terpentijn 9
dl

Glasets-deklak

Asfalt 50
dl
Colophonium 50
dl
Bijenwas 15
dl
Venetiaanse terpentijn 10
dl
Terpentijnolie 100
dl

Waskit voor hout

Gesmolten bijenwas 4
dl
Loodwit, dik in lijnolie


 gemalen 5
dl
waskit
Waskit voor hout in diverse kleuren

Modelleerwas

Voor de zomer:


Bijenwas (gebleekte) 80
dl
Venetiaanse terpentijn 16
dl
Sesamolie 4
dl

Voor de winter:
Bijenwas 70
dl
Venetiaanse terpentijn 22
dl
Sesamolie 8
dl

Kneedwas

Bijenwas 71
dl
Schapentalg 11
dl
Colophonium 11
dl
Pigment 7
dl

Batikwas

Gewone:
Colophonium 70
dl
Bijenwas 20
dl
Japanwas 10
dl

Voor alkalische verfbaden:
Colophonium 70
dl
Bijenwas 15
dl
Ceresine 15
dl

Buigzame:
Colophonium 60
dl
Japanwas 20
dl
Rundvet 20
dl

Voor alcoholische verfoplossingen:
Paraffine 60
dl
Ceresine 10
dl
Japanwas 30
dl

Drijfriem-was

Wolvet 60
dl
Rundvet 50
dl
Colophonium 10
dl
Traan 40
dl
Ricinusolie 20
dl

Waskoord voor de gieterij

Montaanwas Nova 10
dl
Bijenwas 10
dl
Paraffine 40°/42° C 20
dl
Lanoline 5
dl
Nigrosine 0 ,5 dl
waxkoord

Skiwas

Conserveerwas:
Houtteer 1
dl
Afvalwas 1
dl

Stijgwas:
Talg 55
dl
Ceresine 15
dl
Colophonium 30
dl

Glijwas:
Paraffine 60
dl
Ceresine 16
dl
Talg 14
dl
Talcumpoeder 10
dl

Was-nabootsingen

Ongereinigd montaanwas 40
dl
Zwaarspaat 60
dl
Aardverf 1-5
dl
Met een donkerbruine verf verkrijgt men een massa, waarmee chocoladefiguren nagebootst kunnen worden. Deze figuren smelten ook in de hete zomer niet en zijn dus voor etalagedoeleinden zeer geschikt. De gegoten voorwerpen kunnen gemakkelijk uit de vormen genomen worden.
chocoladefiguren

Persmassa volgens Ford

Sojabonenmeel 330
dl
Fenol 250
dl
Formaldehyde 250
dl
Houtmeel 300
dl
Ammoniak 30
dl
Kalk 25
dl
De massa wordt in een kneedmachine gekneed tot ze bijna homogeen is, dan voegt men zoveel kleurstof toe als nodig is en enkele duizendste delen zinkstearaat en stearinezuur om het kleven aan de persvormen te verhinderen. De massa wordt fijn gemalen en in hydraulische persen heet geperst.

 
Op deze website zijn delen van de boeken: Mengen en Roeren uit de jaren 30 opgenomen met een schat aan informatie.
Wij onthouden ons van iedere verantwoordelijkheid, met betrekking tot fouten in de informatie, eventuele schadelijkheid van vermelde
stoffen en eventuele schadelijke gevolgen van het werken met chemische stoffen of van het opvolgen van recepten op deze website.
Wees voorzichtig met chemische stoffen. Lees!
copyright © 2024 -
vindikhier.nl - all rights reserved