Het mannetje heeft een roomwitte streep boven het oog tot aan de hals. In vlucht heeft hij een blauwgrijze voorvleugel en een witte buik.
Het vrouwtje is zoals bij veel eendensoorten moeilijker te herkennen. Zij heeft wat grijzere vleugels dan het vrouwtje van de wintertaling.
Zomertalingen zijn zwemvogels en grondelen en snebbelen. Ze eten zaden maar ook larfjes, slakken en kleine waterdiertjes.
Hun nest is een kuiltje, dicht bij het water, dat ze met dons hebben bedekt. Ze hebben 1 legsel per jaar van 8 tot 11 eieren.
|