De voornaamste vezelstoffen, die de natuur ons biedt, zijn katoen, wol en zijde. Hiernaast is het gelukt enige soorten kunstzijde zodanig te ontwikkelen dat ze niet alleen de natuurlijke vezelstoffen kunnen vervangen, doch hiernaast zeer speciale eigenschappen bezitten, zodat ze geheel zelfstandige toepassingen vinden.
← scroll → bij het lezen op klein scherm | |||||
Katoen | Linnen | Jute | Hennep | Rameh | |
---|---|---|---|---|---|
branden | branden gemakkelijk met bijtende reuk | ||||
natronloog s.g. 1,38 |
onoplosbaar | onoplosbaar | bruin onoplosbaar |
geel onoplosbaar |
onoplosbaar |
alkalische loodoplossing |
neg. | neg. | neg. | neg. | neg. |
zwavelzuur s.g. 1,84 |
lost vlug op | langzaam oplosbaar |
langzaam oplosbaar |
langzaam oplosbaar |
langzaam oplosbaar |
salpeterzuur | onoplosbaar | onoplosbaar | bruin onoplosbaar |
geel onoplosbaar |
onoplosbaar |
ammoniakale koperoplossing |
oplosbaar | oplosbaar | onoplosbaar | onoplosbaar | onoplosbaar |
anilinesulfaat | neg. | neg. | geel | geel | neg. |
aceton | neg. | neg. | neg. | neg. | neg. |
jodium en zwavelzuur |
blauw | blauw | geel | geel | blauw |
← scroll → bij het lezen op klein scherm | |||||
Viscose | Chardonet | Neetant | Wol | Zijde | |
---|---|---|---|---|---|
branden | gemakkelijk met bijtende reuk |
vormt druppels | branden langzaam met kenmerkende reuk |
||
natronloog s.g. 1,38 |
onveranderd | lost gedeeltelijk op |
de vezel zwelt | koud oplosbaar | warm oplosbaar |
alkalische loodoplossing |
neg. | neg. | neg. | zwart | neg. |
zwavelzuur s.g. 1,84 |
lossen vlug op | langzaam oplosbaar |
langzaam oplosbaar |
||
salpeterzuur | lossen gemakkelijk met gele kleur op | geel onoplosbaar |
geel oplosbaar |
||
ammoniakale koperoplossing |
gedeeltelijk oplosbaar | onveranderd | onoplosbaar | koud oplosbaar | |
anilinesulfaat | neg. | neg. | neg. | neg. | neg. |
aceton | onoplosbaar | neg. | oplosbaar | neg. | neg. |
jodium en zwavelzuur |
neg. | neg. | neg. | neg. | neg. |
difenylamine en zwavelzuur |
neg. | blauw | neg. | neg. | neg. |
Bij alle fijne weefsels neemt men hiervoor zuivere huidlijm. Zwaveldioxyde en sulfieten mogen niet, ook niet in sporen, aanwezig zijn. Daar de later bij het verven gebruikte kleurstoffen zeer gevoelig zijn mag de gebruikte lijmoplossing ook geen zuur of alkali bevatten.
Voor katoenen weefsel neemt men huidlijm of beenderlijm; het weefsel wordt steviger en voelt dikker aan. De concentratie van de lijmoplossing moet hier aan zeer speciale eisen voldoen; te dun dringt de oplossing geheel in de vezel binnen en maakt ze te hard, te dik blijft de lijm geheel buiten op de vezel zitten en hecht niet voldoende aan de vezel. Men neemt nu een dunne lijmoplossing en voegt hierna aluin toe, waardoor de oplossing dikker wordt zonder te veel lijm te bevatten. Vloerkleeden, geweven behangsel en andere zware weefsels worden gewoonlijk op deze wijze gelijmd, verder ook het stro dat voor het maken van hoeden gebruikt wordt. Wanneer de kleur zuiver wit moet blijven wordt de lijm te voren nog gebleekt.
Voor het versieren van weefsels bedrukt men ze dikwijls met metaalpoeder, dus bronspoeder met hete lijm- of gelatine-oplossingen als bindmiddel. Bronspoeder verkrijgt men tegenwoordig in vele kleuren en het bestaat dan uit aluminium- of koperlegeringen. De walsen, die voor het drukken gebruikt worden, moet men met stoom verwarmen. Het bedrukte weefsel wordt na het bedrukken onmiddelijk gedroogd.
Door het gebruik van de hete lijmoplossing hecht het metaalpoeder zeer sterk aan het weefsel. Toch verbetert men dit nog aanmerkelijk door het droge bedrukte weefsel tussen zware kalanderwalsen te persen; ook de glans wordt hierdoor verhoogd.
Hoewel een groot gedeelte van het met metaal bedrukte weefsel voor carnavalkleeding gebruikt wordt, bedrukt men hier en daar stoffen die voor het dagelijks gebruik bestemd zijn met metaalpoeders, in dit geval natuurlijk uiterst dun en niet opvallend. Hier moet het metaalpoeder natuurlijk absoluut vast op het weefsel zitten en men moet betere bindmiddelen gebruiken. Gedeeltelijk gebruikt men bindmiddelen als bloedlijm, die na het drogen onoplosbaar zijn, of bindmiddelen als caoutchouc of cellulose-esters.
Men laat bv. 10 dl bloedalbumine met 15 dl water een nacht weeken, lost dan op, filtreert, voegt ¾ dl terpentijn-essence toe en mengt tenslotte met 1-3 dl bronspoeder.
Daar het bloedalbumine nooit geheel reukeloos is, vervangt men het soms door ei-albumine, hetgeen echter veel duurder is.
Soms neemt men caoutchouc als bindmiddel. Hiertoe lost men caoutchouc in benzine op en mengt nu 1000 dl van de oplossing met 100-150 dl bronspoeder.
Voor het drukken van zeer fijne dessins gebruikt men cellulose-acetaat als bindmiddel. Ook een oplossing van cellulose in koperoxyde-ammoniak wordt toegepast. De verhouding van bindmiddel tot brons poeder moet men in de praktijk bepalen, trouwens het bedrukken van weefsels is in het algemeen een kwestie van ervaring.
Zeer fraaie effecten bereikt men door de bronsverven met kleurstoffen te mengen.
Dextrine | 150 | dl | |
Bitterzout | 90 | dl | |
Monopolezeep | 7 | dl | |
Water | 753 | dl | |
of dikker: | |||
Dextrine | 200 | dl | |
Bitterzout | 130 | dl | |
Glucose | 50 | dl | |
Monopolezeep | 7 | dl | |
Water | 723 | dl | |
of goedkoper: | |||
Aardappelmeel | 50 | dl | |
Bitterzout | 50 | dl | |
Monopolezeep | 5 | dl | |
Water | 895 | dl |
De monopolezeep moet voor het toevoegen bij de rest in zoveel mogelijk water opgelost worden. Het mengen wordt verbeterd door onmiddellijk met de zeep tezamen een kleine hoeveelheid dextrine op te lossen. Het is dan niet nodig de appretuur na het toevoegen van de zeep nog eens op te koken.
Gesulfoneerde talk | 22-26 | dl | |
Japanwas | 12-15 | dl | |
25-pcts trinatriumfos- | |||
faatoplossing | 20-24 | dl | |
Water | 50-60 | dl |
Gesulfoneerde talk | 36-42 | dl | |
Rundvet | 18-24 | dl | |
Tragacanth | 1-1,5 | dl | |
Water | 38-45 | dl |
De voorbehandeling van het katoen voor het verven hangt geheel af van de toestand, waarin het materiaal in de ververij aankomt.
Strengen worden gewoonlijk met een 0,25-0,5-pcts oplossing van gecalcineerde soda, met 1 % gesulfoneerde olie gedurende 3 uur onder zwakke overdruk uitgekookt. Het weefsel moet, als het gereed is, vooral buitengewoon nauwkeurig uitgekookt worden om alle appretuur te verwijderen, daar het weefsel anders bij het verven de kleurstof ongelijkmatig opneemt en dan ontstaan soms de mooiste landkaarten. Zekerheid biedt het toevoegen van 0,1-0,2 % activin (het natriumzout van p-toluolsulfochlooramide). Weefsel dat gebleekt moet worden kookt men met een oplossing van 3 % natronloog, 2 % gecalcineerde soda, 1 % gesulfoneerd vet en 0,1-0,2 % activin gedurende 4 uur. Met een oplossing van jodium in joodkalium kan men controleren of alle stijfsel opgelost is.
Stukken weefsel, die later met kuipkleurstoffen geverfd moeten worden, naait men aan elkaar zodanig, dat de einden over elkaar vallen. Bij het tegen elkaar naaien ontstaan later donkere strepen. Fijne weefsels en ook gebreid goed wordt niet onder druk gekookt doch in open ketels. Ruwe katoen en ruwe garens worden in mechanische apparaten gekookt, vaak ook alleen in koud behandeld om het materiaal gemakkelijker verspinbaar te houden.
Voor het verven van garens op spoelen en gehele kettingboomen heeft men apparaten geconstrueerd. Met vele kleurstoffen is het dan echter moeilijk een volkomen gelijkmatige tint te verkrijgen. Trouwens ook het verven van garens in strengen is niet gemakkelijk en vereist veel ervaring. Men heeft allerlei hulpmiddelen om de kleur gelijkmatiger te doen opnemen, veel van deze preparaten verslechteren echter het verfproces zelf. Met glucose verkrijgt men gunstige resultaten, de hoeveelheid loog moet dan echter verhoogd worden. De gelijkmatigst geverfde strengen verkrijgt men wanneer de verver de kunst verstaat door tussendoor uitwringen van de streng en bij kuipkleurstoffen door opnieuw toevoegen van hydrosulfiet de ongelijkmatige invloeden uit te schakelen; dit is een kwestie van ervaring. Verder kan men bij kuipkleurstoffen bij een te lage temperatuur beginnen en pas wanneer de strengen door en door vochtig zijn de temperatuur verhogen.
Na het verven moet het materiaal uitgehangen worden om zuurstof op te nemen. Deze oxydatie kan men veel vlugger en gemakkelijker uitvoeren door na te oxyderen met een bad van 0,5 cm³ 30-pcts waterstofperoxyde per liter.
Men kan ook natriumperboraat nemen en wel 1-3 % van het gewicht der behandelde garens. Bij 30°-38℃ is de oxydatie in een kwartier afgelopen. Hierna kan men de vloeistof tot koken verhitten en zeep toevoegen.
Men werkt met directe kleurstoffen. Voor lichte kleuren wordt de kleurstof eerst opgelost, gefiltreerd en dan in de kuip bij de rest van het water gevoegd. Men verft eerst 10 min bij 27℃, hierna voegt men 5 % van het weefsel glauberzout toe en verhoogt de temperatuur tot 50℃; de juiste tint moet nu in 15 min bereikt zijn.
Voor donkere kleuren neemt men meer glauberzout en verhoogt de temperatuur tot 71℃. Tenslotte voegt men ½-1 % zuivere olijfoliezeep toe en droog bij 38℃.
Hoedenstro kan men zeer fraai lichtgroen verven met een oplossing van 5 % azijnzuur en 5 % malachietgroen in kristallen.
Men verft bij 70℃, het duurt ongeveer een uur, afhankelijk van de tint die men bereiken wil. Hierna wordt het stro uit het bad genomen, goed met schoon water gewassen, gecentrifugeerd en bij lage temperatuur gedroogd.
De wol wordt eerst met een verdunde oplossing van ammoniak behandeld. Men neemt 3-5 % ammoniak, berekend ten opzichte van het gewicht van de wol. De wol moet goed met de oplossing doordrenkt worden. Hierna wordt de wol met warm water uitgewassen. Eventueel kan men de bewerking nog eens met 2 % ammoniak herhalen.
Nu lost men in een houten kuip 3 tot 5 % basisch zinksulfoxalaatformaldehyde in heet water op onder toevoeging van 3 tot 5 % azijnzuur van 28 %. De wol verhit men nu met deze oplossing tot koken en laat 20 min doorkoken. Hierna voegt men nog eens 3 % azijnzuur toe en laat weer 15 min koken. Tenslotte wordt de wol goed met warm water uitgewassen.Turksch-roodolie | 5 | dl | |
Olijfoliezeep | 5 | dl | |
Natronloog | 1 | dl | |
Water | 800 | dl |
Trinatriumfosfaat | 1 | dl | |
Olijfoliezeep | 2 | dl | |
Water | 97 | dl |
Tegenwoordig verft men katoen gewoonlijk met de direct kleurende kleurstoffen, dus kleurstoffen die zonder bijzondere voorbereiding zich vast aan de vezel hechten. Het verfbad moet alleen een bepaalde hoeveelheid keukenzout bevatten. Deze kleurstoffen zijn door de leek het gemakkelijkst toe te passen en geven de beste resultaten. Bovendien komen deze kleurstoffen ook in kleine hoeveelheden verpakt in de handel.
Voor geel neemt men per 100 kg katoen 1 kg kleurstof en 5 kg keukenzout. Het bad wordt op 60℃ gebracht en bij deze temperatuur dompelt men het katoen in de vloeistof. De oplossing wordt nu langzamerhand tot koken verhit en wordt met de stof ongeveer drie kwartier doorgekookt. De stof wordt dan goed uitgewassen en gespoeld en tenslotte gedroogd.
Voor een normaal rood neemt men per 100 kg katoen, 2 kg kleurstof en 10 kg zout, eveneens voor normaal blauw en groen; voor zwart neemt men 5 kg kleurstof en 25 kg zout.
De namen van kleurstoffen variëren per fabrikant. Bij het bestellen van anilinekleurstoffen voor dit doel en ook voor het verven van alle andere stoffen geeft men aan den leverancier zo precies mogelijk het doel op waarvoor ze gebruikt worden.
Enkele kleurstoffen zijn:
chrysaminegeel, chloraminegeel, aurophenine, dianyloranje, chlorantinegeel, diaminegeel, congorood, oxaminerood, dianylrood, thiazinerood, congorubin, diaminbrillantviolet, dianylgranaat, chlorantinebordeaux, diaminerosa, erica, geranine, diaminblauw, oxamineblauw, azoblauw, brillantazurin, brillantechtblauw, difenylgroen, dianylgroen, congobruin, plutobruin, cupranilbruin, dianylzwart, diaminezwart, columbiazwart, benzozwart, enz.
Voor wol gebruikt men gewoonlijk de zg. zure kleurstoffen. Als zuur voegt men zwavelzuur of azijnzuur toe. Gewoonlijk bevat het verfbad ook nog glauberzout.
Water | 3000 | l | |
Zwavelzuur | 3 | kg | |
Glauberzout | 10 | kg | |
Kleurstof | 1-5 | kg |
De oplossing wordt op 60℃ verwarmd. Men dompelt het weefsel in de vloeistof, verwarmt langzamerhand tot koken en kookt drie kwartier voorzichtig door.
geel: | naphtolgeel, tartrozine, flavavine, metanilgeel, chinolingeel, kitongeel, supramingeel, enz. |
oranje: | oranje II, N, IV, kitonechtoranje, G, R, enz. |
rood: | ponceau, brillantcroceïne, scharlakenrood, roccellin, azorubin, naphtolrood, amaranth, Bordeaux, lanafuchsine, kitonrood, enz. |
violet: | zuurviolet, victoriaviolet, Guineaechtviolet, enz. |
blauw: | azozuurblauw, naphtalineblauw, cyanine, cyanol, wolblauw, neptunusblauw, waterblauw, indigokarmijn, kitonechtbJauw, neolanblauw, wolechtblauw, enz. |
groen: | zuurgroen, neptunusgroen, naphtalinegroen, cyanolgroen, enz. |
zwart: | naphtylaminezwart, naphtolblauwzwart, naphtolzwart, brillantzwart, zuurzwart, amidonaphtolzwart, palatinzwart, agalmazwart, azozuurzwart, enz. |
Bijzonder lichtechte kleuren verkrijgt men met de anthrachinonkleurstoffen, die in bijna alle kleuren gemaakt worden.
De neolankleurstoffen, die metaalverbindingen van azokleurstoffen zijn, worden in tamelijk sterk zure oplossingen verwerkt, geven echter buitengewoon lichtechte kleuren.
In zwak zure oplossing gebruikt men de resolcinekleurstoffen, die buitengewoon heldere en levendige kleuren geven. Hiertoe behandelt men de wol eerst met een oplossing van :2 % wijnsteen, 2% aluin en 1-2 % azijnzuur; men kookt ongeveer 1½ uur. Hierna koelt men tot 40℃ af, voegt de kleurstof toe en verhit weer langzamerhand tot koken. Tenslotte kookt men nog een half uur door.
Voor zeer goedkope kleuren werkt men met basische kleurstoffen, die in een neutrale oplossing verwerkt worden. Men verwijdert uit het water de kalk door per 1000 l ongeveer 0,5 tot 1,5 l verdund azijnzuur toe te voegen, lost de kleurstof op en verft dan ongeveer drie kwartier iets onder het kookpunt. Bij sommige kleurstoffen mag de temperatuur niet hoger worden dan 70℃, dit is het geval bij auramine, diamantfuchsine en diamantgroen.
Als kleurstoffen gebruikt men: auraminen, thioflavinegeel, cerise, rhodamine, fuchsine, safranine, methylviolet, kristalviolet, victoriablauw, methyleenblauw, malachietgroen, brillantgroen, chrysoidine, Bismarckbruin, vesuvine, fosfine, enz.
Zijde kan men met directe, zure en basische kleurstoffen verven. Het vereist echter ontzaglijk veel ervaring een bepaalde tint te verkrijgen en het verven van zijde is een beroep waarin men nooit uitgeleerd is.
De directe kleurstoffen worden in neutrale oplossing verwerkt. Bij sommige kleurstoffen moet men tegen het einde van het verven het bad met azijnzuur iets zuur maken.
Bij de zure kleurstoffen wordt het bad met zwavelzuur zuur gemaakt, terwijl bij de basische kleurstoffen gewoonlijk ook iets azijnzuur toegevoegd wordt.
De kleurstoffen zijn dezelfde als die voor katoen en wol gebruikt worden.
Echte zijde wordt zelden zonder meer geverfd, bijna altijd wordt de zijde met behulp van onoplosbaar wordende zouten zwaarder gemaakt. In de eerste plaats wil men gewoonlijk het verlies aan gewicht, dat bij het uitkoken van de bast ontstaat, weer toevoegen. Bovendien wil men de zijde zo zwaar mogelijk maken om het weefsel in kwaliteit meer te doen schijnen dan in werkelijkheid het geval is. Men behandelt de zijde dus afwisselend met zoutoplossing, waardoor in en op de vezel onoplosbare neerslagen ontstaan. Deze neerslagen past men aan de kleur, die de zijde moet krijgen, aan. Voor zwart neemt men dan natuurlijk zo donker mogelijke neerslagen, waardoor later de kleur beter dekt en men dus gemakkelijker een werkelijk diep zwart verkrijgt. Men neemt hiervoor bv. Berlijnsch blauw.
De katoen wordt eerst met een oplossing van Turksch-roodolie geïmpregneerd. Men neemt een oplossing van 5 tot 10 % en wringt de katoen goed uit. Hierna wordt de katoen gedroogd.
Nu volgt koken met een zeer verdunde loogoplossing, 1½ tot 2 %. De katoen wordt hierna uitgewassen, iets aangezuurd en weer uitgewassen met schoon water. Hierna volgt een zeer zwak zeepbad en de katoen wordt weer gereinigd en tenslotte gedroogd.
Wanneer de katoen zeer zuiver is kan men de Turksch-roodolie onmiddellijk met de loog mengen. Deze voorbereiding is van groot belang voor het verkrijgen van een zuiver wit garen, zooals het voor betere katoenen weefsels verlangd wordt.
Bij het gebruik van kalk voegt men de Turksch-roodolie onmiddellijk aan de gebluste kalk toe en verdunt dan eerst met water. De aldus verkregen kalkmelk zet zeer langzaam af en dringt goed in de vezel binnen. Hierna volgt het bleken met chloorkalkoplossing of natriumhypochloriet, waarna dikwijls een anti-chloorbad volgt om de laatste sporen chloor uit de katoen te verwijderen. Tussen de verschillende bewerkingen moet goed met schoon zacht water gespoeld worden.
Wanneer men met natriumhypochloriet bleekt, gaat men gewoonlijk toch van gewone chloorkalk uit en zet deze met soda in het natriumzout om. Men mengt hiertoe 100 dl bleekpoeder met 300 dl water en lost hiernaast 60 dl gecalcineerde soda in 200 dl kokend water op en verdunt dan met 100 dl koud water. De soda-oplossing giet men dan bij het bleekpoeder, roert een half uur en laat het neerslag dan rustig bezinken. De volgenden dag wordt de bovenstaande heldere vloeistof afgegoten, het neerslag wordt nog eens met water omgeroerd en na bezinken giet men weer af. De oplossingen worden gemengd en tot de vereiste sterkte verdund of tot een soortelijk gewicht van 1,030 tot 1,035. Nu voegt men nog 1 tot 2 dl gecalcineerde soda toe om de rest van de kalk neer te slaan. De heldere oplossing is nu voor het gebruik gereed. Men behoeft slechts met water tot de gewenste concentratie te verdunnen.
Men dompelt 2 kg katoenafval of zuivere houtcellulose in 18-pcts natronloog en laat de cellulose hierin ongeveer een uur. De overmaat loog wordt hierna afgeperst tot de natte cellulose 6,5 kg weegt. De natte cellulose laat men nu gedurende 70 uur in een gesloten apparaat bij 20℃ liggen.
De massa wordt in een meng- en kneedapparaat gedaan, dat geheel gesloten kan worden. Men kneedt de cellulose met ¾ kg zwavelkoolstof. Het apparaat moet gesloten worden en na ongeveer 2 uur kan men zien, dat uit de cellulose met de loog en de zwavelkoolstof zich het oranje xanthogenaat gevormd heeft.
Dit xanthogenaat wordt nu in een 3½-pcts natronloog opgelost tot de oplossing 7% cellulose bevat; hiertoe heeft men 16 tot 18 kg loog noodig. Deze viscose laat men ongeveer 3 dagen rijpen, waarna ze tot draden gesponnen kan worden. De massa wordt door zeer nauwe openingen geperst, waardoor zeer fijne draden ontstaan, die onmiddellijk in een bad geleid worden dat de oplosbare viscose weer onoplosbaar maakt. Dit bad bevat zuur en zout, waardoor de cellulose, die als xanthogenaat gebonden was, weer tot cellulose geregenereerd wordt. Wanneer men de viscose op een glazen plaat uitgiet en de verkregen dunne laag met de oplossing neerslaat, verkrijgt men een dun doorzichtig blad van cellulose, dat in het groot gemaakt wordt en als cellofaan of glaspapier in de handel gebracht werd. De viscose-kunstzijde en het cellofaan bestaan dus uit zuivere cellulose.
Zwavelzuur | 9 | dl | |
Glauberzout | 18 | dl | |
Zink | 1 | dl | |
Glucose | 5 | dl | |
Water | 67 | dl | |
Temperatuur 45℃. |
Bij dit koken met zeepwater wordt de vezel natuurlijk lichter in gewicht, echter ook veel lichter in kleur en meer glanzend, de draad wordt zachter en neemt de kleurstoffen bij het verven beter en gelijkmatiger op.
Op dezelfde wijze worden gemengde weefsels behandeld, die bijvoorbeeld uit echte zijde met kunstzijde of katoen bestaan. Hierdoor worden dan tevens alle verontreinigingen verwijderd, de kwaliteit wordt veel beter. Na dit uitkoken wordt dan uiterst zorgvuldig met water schoongespoeld.
Hier en daar geschiedt het ontbasten met gesulfoneerde ricinusolie. Men neemt 1 dl olie op 1000 dl water en voegt 2 dl soda toe. Gekookt wordt slechts een half uur, de rest van de sericine wordt pas bij het verfproces verwijderd. Een dun laagje blijft dan op de vezel achter.
25-pcts trinatriumfos- | |||
faatoplossing | 50 | dl | |
Olijfolie | 30 | dl | |
50-pcts gesulfoneerde | |||
talk | 10-15 | dl |
Vaseline | 50 | dl | |
Zinkstof | 50 | dl |
Stijfsel | 100 | dl | |
Activin | 1 | dl | |
Water | 1200 | dl |
Appreteren geschiedt door middel van een appreteermiddel. Het bekendste appreteermiddel, ook veel in het huishouden gebruikt in het verleden, is stijfsel gebaseerd op zetmeel (dextrine of (koud of warm water oplosbaar) tarwe- of rijstzetmeel) om het doek stijver en zwaarder te maken. Andere (synthetische) appreteermiddelen geven dan weer andere eigenschappen aan het textiel.
Andere bewerkingen zijn: zengen, drogen, ruwen, antibacterieel behandelen, finishen, bleken, sanforiceren, kalanderen, merciriseren, wassen en spoelen, persen, verven en drukken, waterdicht en waterafstotend maken, scheren, stomen en borstelen, vollen, motecht maken.
Bron: wikipedia
Cocosvet | 2060 | dl | |
Gecalcineerde soda | 135 | dl | |
Natronloog 39° Bé | 1090 | dl | |
Water | 5715 | dl |
Deze zeep kan alkalisch gehouden worden of geheel neutraal blijven. De zuivere cocoszeep is bij uitstek geschikt om met zeer hard water gebruikt te worden. De gemakkelijke oplosbaarheid van de cocoszeep maakt, dat ze later zeer gemakkelijk uit het weefsel weggewassen kan worden. Daar alle cocoszeepen een neiging hebben ransig te worden, vooral als ze nog onverzeept vet bevatten, mag men ze niet te lang bewaren. De goede eigenschappen echter - ze geven onder andere een goede glans aan het weefsel na het kalanderen - maken dat deze zepen nog veel gebruikt worden.
Een appretuur voor shirting kan bestaan uit:Stijfsel | 17 | dl | |
Talk | 60 | dl | |
Stearinezeep | 2½ | dl | |
Cocoszeep | 1 | dl | |
Water | tot 350 | dl |
Vaseline | 30 | dl | |
Aluminiumpalmitaat | 15 | dl | |
Gele bijenwas | 50 | dl | |
Zachte paraffine | 105 | dl | |
Petroleumdestillaat | 800 | dl |
De vaseline wordt op 55℃ verwarmd en met het palmitaat gemengd. Hierbij voegt men onder verwarmen dan de was en de paraffine en verhit tot op 130℃. Men roert zolang tot de massa geheel gelijkmatig is.
De smelt laat men tot 100℃ afkoelen en verdunt dan met het petroleumdestitlaat.
Met de oplossing kan men weefsels uitstekend waterdicht impregneren. De oplossing kan met de hand of met de machine opgebracht worden.
Een andere, eveneens brandbare, oplossing bestaat uit:Paraffine | 2 | dl | |
Damarhars | 6 | dl | |
Caoutchouc | 1 | dl | |
Benzol | 65 | dl |
Collodium 15-20 sec | 1 | dl | |
Harde paraffine | 4 | dl | |
Smeerolie (nafteen) | 6 | dl | |
Butylstearaat | 2 | dl | |
Butylacetaat | 4 | dl | |
Ethylacetaat | 25 | dl | |
Benzine | 13 | dl | |
Toluol | 40 | dl | |
Spiritus | 5 | dl | |
of: | |||
Collodium 15-20 sec | 1 | dl | |
Japanwas | 3 | dl | |
Smeerolie (naphteen) | 3 | dl | |
Toluol | 30 | dl | |
Ethylacetaat | 33 | dl | |
Butylacetaat | 30 | dl |
De oplossingen worden bij voorkeur niet op het weefsel opgestreken, doch men dompelt de weefsels in de vloeistof en perst dan de overmaat van de oplossing af; in het groot geschiedt dit het beste tussen walsen. In het algemeen werkt men bij gewone temperatuur. Bij de oplossingen die paraffine bevatten mag het vertrek vooral niet te koud zijn, daar in dit geval de paraffine zich af kan scheiden. Na het afpersen laat men het weefsel of het papier bij gewone of matig verhoogde temperatuur drogen.
Recept no. 1. | |||
Ongekookte lijnolie | 35 | dl | |
Bijenwas | 4 | dl | |
Loodwit | 5 | dl | |
Colophonium | 4 | dl |
Recept no. 2. | |||
Gilsoniet | 80 | dl | |
Stearinepek | 62 | dl | |
Zachte paraffine | 34 | dl | |
Smeerolie | 10 | dl | |
Creosootolie | 10 | dl | |
Koperlinoleaat | 9 | dl |
Recept no. 3. | |||
Bijenwas | 25 | dl | |
Glycerinestearaat | 5 | dl | |
Stearinepek | 102 | dl | |
Koperoleaat | 15 | dl | |
Ricinusolie | 48 | dl | |
Nafta | 50 | dl |
Recept no. 4. Voor grote kleden. | |||
Gele vaseline | 8½ | dl | |
Gele bijenwas | 1½ | dl | |
Ombra | 5 | dl | |
Lak-benzine | 40 | dl | |
of: | |||
Petroleumasfalt (middel) | 7½ | dl | |
Gele vaseline | 2½ | dl | |
Roetzwart | 1 | dl | |
Lakbenzine | 40 | dl |
Gekookte lijnolie | 4 | dl | |
Zwartsel in pasta | 1 | dl | |
Siccatief zoveel als noodig is. | |||
of: | |||
Gekookte lijnolie | 8 | dl | |
Aluminiumbrons | 1 | dl | |
Siccatief naar behoefte. |
Lichte weefsels, die niet aan het licht komen, kan men waterdicht maken met een 5- tot 10-pcts oplossing van bijenwas in terpentijnolie.
Bij het bereiden van deze preparaten worden de vaste stoffen eerst bij zo laag mogelijke temperatuur gesmolten. Hierna voegt men de niet vluchtige vloeistoffen toe en verwijdert de pot uit de nabijheid van vuur. Hierna wordt verdund met de vluchtige oplosmiddelen. Dit verdunnen mag nooit in een vertrek geschieden waar vuur of open licht brandt, bijvoorbeeld gaslicht. De dampen van vele vluchtige stoffen hebben door hun betrekkelijke zwaarte de eigenschap over de grond verder te kruipen. Het is dus mogelijk dat over een afstand van vele meters de dampen met vuur in aanraking komen, de dampen ontvlammen en de vlam plant zich voort tot het apparaat waar men aan het verdunnen is. Er kan dan nog een kleine explosie volgen waardoor de hete inhoud uit de pot geslingerd wordt en een zware brand kan het gevolg zijn, afgezien van de verbrandingen die degene, die de proeven neemt, nog op kan lopen.
Ook bij het werken met kleine hoeveelheden moet men de eis stellen, dat bij het verdunnen met brandbare oplosmiddelen de dampen niet met vuur in aanraking kunnen komen. Men gaat dus het beste naar een ander vertrek of naar buiten.
Wanneer een preparaat, dat oplosmiddelen bevat, te koud geworden en dus te stijf is, kan men het opwarmen door het in een bak of pot met heet water te zetten. Het water wordt dus te voren heet gemaakt en dan naar een vertrek gebracht waar geen vuur brandt; hier plaatst men dan de fles of pot met brandbaar materiaal in het hete water. Alle preparaten, die voor het waterdicht maken gebruikt worden, moet men voor het opbrengen omroeren, juist als iedere verf. In het algemeen brengt men de preparaten met een kwast op. Het doek wordt te voren op een raam gespannen. Heeft men zeer grote oppervlakken te behandelen, dan loont het aanschaffen van een verfspuit.
In het algemeen is het voldoende de laag aan een zijde op te brengen. Hierdoor blijft het weefsel bovendien nog voldoende soepel en het wordt niet te zwaar; het gewicht neemt in het algemeen toch reeds ongeveer met 50 % toe.
Bij het waterdicht maken met preparaten. die lijnolie bevatten, mag men de kleden, ook wanneer de laag schijnbaar geheel droog is, niet onmiddelijk oprollen of opvouwen; bij de naoxydatie komt nog steeds vrij veel warmte vrij en de kleden worden dan kleverig. Bovendien is het aan te bevelen de kleden met een dunne laag talcum in te wrijven.
Stearinezeep | 25 | dl | |
Kokend water | 800 | dl |
Japanwas | 12 | dl |
Loodacetaat | 50 | dl | |
Aluminiumsulfaat | 40 | dl | |
Water | 800 | dl |
De stoffen, die eerst in de zeepoplossing gedrenkt worden, mogen niet gedroogd worden, doch men wringt ze eenvoudig uit. Onmiddellijk hierna dompelt men ze in de aluminiumacetaatoplossing, zodat in de vezel het neerslag van het onoplosbare en waterafstotende aluminiumstearaat kan ontstaan.
Afhankelijk van de aard van de stof past men de oplossingen ook wel in omgekeerde volgorde toe.
Men baadt dan de stof eerst in een oplossing van zuiver aluminiumacetaat van 4° tot 5° Bé en laat de stof dan in een warm vertrek goed drogen. Hierna dompelt men de stof of het kledingstuk in een oplossing van 5 % zeep in zacht water. De overmaat vloeistof wordt door afwringen verwijderd en tenslotte dompelt men de stof in een 2-pcts aluinoplossing. Hierna wordt gedroogd.
Oplossing 1: | |||
Harde zeep | 10 | dl | |
Dextrine | 20 | dl | |
Water | 130 | dl |
Oplossing 2: | |||
Zinksulfaat | 6 | dl | |
Water | 72 | dl |
of: | |||
Loodacetaat | 45 | dl | |
Tannine | 6 | dl | |
Natriumsulfaat (glauberzout) | 3 | dl | |
Aluin | 30 | dl | |
Water | 350 | dl |
of: | |||
Naphta | 100 | dl | |
Caoutchouc-cement | 45 | dl | |
Esterhars | 20 | dl | |
Cumaronhars | 4 | dl | |
Paraffine | 32 | dl |
Recept no. 1. | |||
Gebleekte schellak | 75 | dl | |
Colophonium WW | 15 | dl | |
Venetiaanse terpentijn | 15 | dl | |
Ricinusolie | 2 | dl | |
Spiritus | 250 | dl |
Recept no. 2. | |||
Sandarak | 135 | dl | |
Elemi | 45 | dl | |
Ricinusolie | 11 | dl | |
Gebleekte colophonium | 45 | dl | |
Spiritus | 700 | dl |
Recept no. 3. | dl | ||
Gebleekte schellak | 120 | dl | |
Sandarak | 30 | dl | |
Wierrook | 30 | dl | |
Spiritus | 700 | dl |
Ammoniumfosfaat | 1 | dl | |
Ammoniumchloride | 2 | dl | |
Water | 12 | dl | |
of: | |||
Borax | 10 | dl | |
Boorzuur | 8 | dl | |
Water | 130 | dl |
Ammoniumchloride | 20 | l | |
Zinkchloride 30 % | 400 | kg | |
Ammoniak 28 % | 300 | kg | |
Water | 100 | dl | |
of: | |||
2-pcts aluminiumsulfaat-oplossing | 1 | dl | |
5-pcts natronwaterglas | 1 | dl |
Een andere methode bestaat uit eerst behandelen met een verdunde oplossing van ammoniumfosfaat en dan met een oplossing van magnesiumchloride met overmaat ammoniak. In de vezel ontstaat dan een neerslag van het onoplosbare magnesiumfosfaat. De oplosbare zouten worden uitgewassen.
Impregneringen, die door het wassen zeer weinig aangetast worden, verkrijgt men met behulp van wolframaten. Hiertoe behandelt met de stoffen eerst met een oplossing van natriumstannaat van 14° Bé. Hierna wordt gedroogd. Het weefsel wordt nu in een bad van de volgende samenstelling gedompeld:
Natriumwolframaat 35 | 4 | l | |
Azijnzuur 9° Bé | 1 | kg | |
Salmiakoplossing 4° Bé | 3 | kg | |
Zinkacetaat 17° Bé | 2 | kg |
Tenslotte nog:
Eerst impregneren met een oplossing van natriumstannaat van :26° Bé, dan drogen en hierna behandelen met een oplossing van ammoniumsulfaat van 10° Bé. De overmaat wordt uitgewrongen en de rest van het animoniumsulfaat kan met water uitgespoeld worden; nodig is dit niet, daar het ammoniumsulfaat zelf ook dovend werkt.
Gele vaseline | 5 | dl | |
Gekookte lijnolie | 15 | dl | |
Rundvet | 80 | dl | |
of: | |||
Colophonium | 10 | dl | |
Gele zeep | 24 | dl | |
Wolvet | 25 | dl | |
Lijnolie | 30 | dl |
Venetiaanse terpentijn | 500 | dl | |
Plantenwas | 400 | dl | |
Aardwas | 300 | dl | |
Spermaceti | 250 | dl | |
of: | |||
Zuivere paraffine |
Turksch-roodolie 50%, | |||
zoutvrij | 30 | dl | |
Cyclonol | 1 | dl | |
Spiritus | 1 | dl | |
Methylglycol | 1 | dl | |
Oliezuur, techn.zuiver | 15 | dl |
Oliezuur | 40 | dl | |
Triethanolamine | 2 | ,2 | dl |
Water | 60 | dl |
Ongebleekte traan | 30 | dl | |
Spinolie 3° Engler | 70 | dl |
Sandarac | 2 | dl | |
Colophonium | 1 | dl | |
Indigo | 2 | dl | |
Tetrachloorkoolstof | 10 | dl |
Voor het gebruik moet de verf goed geschud worden, tot ze geheel gelijkmatig is.
Door de harsen tot een fijn poeder te malen en in dezelfde verhouding met het pigment te mengen, verkrijgt men het preparaat in poedervorm, dat door een geperforeerd patroon op de stof doorgestoven kan worden en dan met een matig heet strijkijzer gefixeerd wordt.
Spermaceti | 40 | dl | |
Zuivere ricinusolie | 60 | dl | |
of: | |||
Zuivere ricinusolie | 85 | dl | |
Lanettewas | 15 | dl | |
of: | |||
Diglycolstearaat | 15 | dl | |
Oliezuur | 5 | dl | |
Paraffine-olie | 80 | dl | |
of: | |||
Tegin | 12 | dl | |
Stearinezuur | 3 | dl | |
Witte was | 3 | dl | |
Rundvet | 15 | dl | |
Spindelolie | 17 | dl | |
Water | 50 | dl |
Turksch-roodolie 100% | 80 | dl | |
Cyclonol | 3 | dl | |
Methylhexaline | 12 | dl | |
Het mengsel wordt met natronloog geneutraliseerd tot fenolftaleïne juist rood wordt. | |||
of: | |||
Oliezuur | 70 | dl | |
Methylhexaline | 5 | dl | |
Tetrachloorkoolstof | 20 | dl | |
Het mengsel wordt met natronloog geneutraliseerd tot fenolftaleïne juist rood wordt. |
Nekal AEM | 1 | ,5 | dl |
Water | 7 | ,5 | dl |
Japanwas | 41 | dl | |
Water | 50 | dl | |
Het Nekal wordt eerst in het hete water opgelost, met de gesmolten Japanwas gemengd en dan met de rest van het water verdund. |
Emulphor FM | 2 | dl | |
Spindelolie | 52 | dl | |
Zeepoplossing 10% | 3 | dl | |
Water | 43 | dl |
Tegin | 17 | dl | |
Olijfolie | 10 | dl | |
Sesamolie | 20 | dl | |
Water | 53 | dl | |
Men voegt 1 tot 2 duizendste hiervan aan de pap toe. |
Lanettewas | 14 | dl | |
Palmpitolie | 7 | dl | |
Rundvet | 10 | dl | |
Japanwas | 23 | dl | |
Heet water | 46 | dl | |
De wassen en vetten worden eerst versmolten en dan met het hete water geëmulgeerd. |
Nekal AEM | 2 | dl | |
Water | 10 | dl | |
Oliezuur | 30 | dl | |
Warm water | 48 | dl |
Cocosvet | 46 | dl | |
Zeepspiritus | 10 | dl | |
Water | 44 | dl |
Natronloog 25° Bé | 4 | dl | |
Kaliloog 25° Bé | 3 | dl | |
Kokend water | 21 | dl | |
Stearinezuur | 8 | dl | |
Cocosvet | 12 | dl | |
Rundvet | 25 | dl | |
Talgol | 25 | dl | |
Conserveermiddel |
Recept no. 1. | |||
Ammoniumlinoleaat | 6 | dl | |
Water | 52 | dl | |
Oliezuur | 42 | dl |
Recept no. 2. | |||
Oliezuur | 26 | dl | |
Triethanolamine | 2 | dl | |
Water | 72 | dl |
Gebleekte montaanwas | 8 | dl | |
Paraffine 40°/42° C | 10 | dl | |
Colophonium | 7 | dl | |
Potas | 2 | dl | |
Water | 60 | dl |
Montaanwas A | 10 | dl | |
Stearinezuur | 15 | dl | |
Zeep | 2 | ,5 | dl |
Gelatine | 2 | ,5 | dl |
Gecalcineerde soda | 0 | ,3 | dl |
Stijfsel | 10 | dl | |
Water | 400 | dl |
Montaanwas Nova | 8 | dl | |
Stearinezuur | 8 | dl | |
Paraffine 50°/52° C | 8 | dl | |
Zachte zeep | 15 | dl | |
Water | 200 | dl | |
Huidlijm | 10 | dl | |
Lijnolie | 5 | dl | |
Sterke ammoniak | 1 | dl |
Triethanolamine | 2 | dl | |
Water | 40 | dl | |
Colophonium | 34 | dl | |
Lanoline | 17 | dl | |
Ricinusolie | 4 | dl | |
Oliezuur | 3 | dl |
Het triethanolamine wordt in het kokende water opgelost, de andere bestanddelen worden samengesmolten en onder roeren met de kokende oplossing gemengd. Men kan een klein gedeelte van het colophonium door caoutchouc of guttapercha vervangen.
Ammoniumsulfaat | 15 | dl | |
Boorzuur | 6 | dl | |
Oxaalzuur | 2 | dl | |
Water | 1000 | dl | |
Voor compositiekaarsen: | |||
Ammoniumsulfaat | 50 | dl | |
Ammoniumfosfaat | 17 | dl | |
Borax | 25 | dl | |
Water | 1000 | dl |
'Enjoy Life' |
|